01 dec '21

De toekomst is aan
het kleinschalige

7017
door Gerard Hautekeur
Het huidige landbouw- en voedselsysteem zit volgens professor Marjolein Visser van de ULB in een impasse. Vanuit haar leerstoel agro-ecologie reflecteert ze op de kleinschalige alternatieven die we de voorbije maanden in onze reeks het nieuwe winkelen in RandKrant aan bod lieten komen.

In mijn visie zijn landbouw, ecologie en economie geen tegenpolen. Integendeel, ze moeten samengaan. Het huidige landbouwbeleid van de overheid, de landbouwsyndicaten en de landbouwonderzoeksinstellingen zit op een dood spoor. Het is gebaseerd op een plundereconomie die geen ecologische wetmatigheden respecteert. Dit leidt niet alleen tot de vervuiling van de bodem en de natuur, maar ze put die ook onherroepelijk uit. De grootschalige, sterk gemechaniseerde landbouw is zwaar afhankelijk van fossiele brandstoffen en zadelt de boeren op met torenhoge schulden. In dit systeem zijn de boeren en de natuur de grote verliezers.'

Nieuwe boeren

Van onderuit schieten allerlei alternatieven als paddenstoelen uit de grond, zoals beschreven in de reeks het nieuwe winkelen in Randkrant. Visser, die zelf in de Rand woont, vindt het heel bijzonder dat nieuwe boeren, zoals de Groentelaar in Pepingen (RK oktober 2020) en het vee - bedrijf Dubbel Doel in Gooik (RK juni 2021) niet uit het boerenmilieu komen. ‘Dit fenomeen is al tien jaar bezig en is de afgelopen vijf jaar in een stroomversnelling gekomen. In en rond de steden is er een publiek dat bereid is een hogere prijs te betalen voor gezonde groenten, fruit en vlees waarvan men de herkomst kent. Vele huishoudens kopen hun voedsel rechtstreeks van de hoevewinkel, op een van de boerenmarkten (RK oktober 2021) of op andere afhaalpunten. Naast die nieuwkomers zijn er boeren die het roer hebben omgegooid en zijn overgeschakeld op een milieuvriendelijke fruitteelt (RK november 2020) of op bio-landbouw. Zij slagen er dikwijls beter in om een meerwaarde te creëren en hun bedrijf leefbaar te maken dan de nieuwkomers die nog veel leergeld moeten betalen. Waar heb je tegenwoordig de kans om als startende boer de broodnodige kennis en vaardigheden te verwerven? Helaas niet in het universitair onderwijs, want afgestudeerde bio-ingenieurs weten nauwelijks iets af van het boerenbedrijf, maar ook niet in de huidige hogescholen of landbouwscholen.’

‘Het huidige landbouwbeleid zit op een dood spoor. Het is gebaseerd op een plundereconomie die geen ecologische wetmatigheden respecteert.’

Visser heeft innovatieve initiatieven na enkele jaren zien kapseizen. ‘De vraag is hoe je een leefbaar en duurzaam bedrijf opbouwt. De pioniers investeren de opbrengst van de verkoop van hun producten nagenoeg integraal in hun bedrijf. Ondanks hun lange arbeidsdagen verdienen bio-boeren minder dan het wettelijke bestaansminimum, alhoewel dit ook voor een groot aantal klassieke landbouwbedrijven het geval is.’

Financiële en sociale leefbaarheid

‘Vele ngo’s pleiten al jaren voor de afschaffing van het huidige Europese subsidiesysteem dat de subsidies afhankelijk maakt van de grootte van het landbouwbedrijf en de veestapel. De overheid kan veel beter zorgen voor een vast inkomen van iedere boer(in), ongeacht de grootte van het bedrijf. Het is een manier om ook en vooral kleinschalige initiatieven zoals die beschreven in RandKrant te ondersteunen. We hebben al deze kennis en vaardigheden nodig als er geen fossiele brandstoffen meer zijn.’

Sommige nieuwe boeren kiezen een ander organisatiemodel, zoals de Community Supported Agriculture (CSA). De Klepper, een biologische zelf-oogstboerderij in Wolvertem (RK februari 2021), is een CSA. Hierbij nemen huishoudens uit de streek bij het begin van het oogstjaar een groente-abonnement. De aandeelhouders kunnen het hele jaar door seizoengroenten plukken en helpen bij piekmomenten mee op het bedrijf. Volgens Visser versterkt de CSA de band met de lokale gemeenschap en helpt het financiële risico te beperken. ‘Cruciaal is dat er voldoende huishoudens uit de nabije omgeving deelnemen. Een nog grotere uitdaging ontstaat wanneer een CSA ook runderen en schapen gaat kweken om zo een kringloop te creëren, waarbij dierenmest wordt benut voor de tuin- en akkerbouw. Het gevolg is dat ze zeven dagen op zeven beschikbaar moeten zijn voor de zorg van de dieren. Voor het boerengezin rest er nauwelijks tijd voor sociale contacten. Naast het financiële is er dus ook het aspect van sociale leefbaarheid.’

In het Pajottenland werken bepaalde bio tuinen akkerbouwbedrijven samen met biologische veeteeltbedrijven en hebben voor de verkoop van hun producten in Halle een coöperatieve winkel opgericht. Zo creëren ze een verzekerde afzet voor een toenemend aantal klanten. Volgens professor Visser is een echte omslag van het huidige voedselsysteem echter pas mogelijk als ten minste 20% van de huishoudens resoluut kiest voor bio-producten en bereid is daar een hogere prijs voor te betalen.