01 sep '22

‘Als je mensen kan helpen,
moet je dat doen’

3518
door Anne Peeters
Subprior Karel Stautemas van de Abdij van Grimbergen is moeilijk te pakken te krijgen. Als hij niet bezig is met de nieuwe microbrouwerij om authentieke bieren te creëren die in de traditie van de abdij passen, is hij op weg naar Oekraïne om hulpgoederen te leveren en vluchtelingen op te halen.

Het geeft een beeld van het drukke leven van de pater die brouwer werd om te verzekeren dat de abdij kan blijven doen wat ze al eeuwen doet: er zijn en helpen waar het nodig is.

Hoe wordt een pater een brouwer?

‘Zo vreemd is dat niet voor een Norbertijn. Brouwen hoort bij onze traditie. In de abdijen van onze orde werd altijd al gebrouwen, of kaas of brood gemaakt. In 2010 werd ik door onze abt Erik gevraagd om provisor te worden. Dat betekent dat je instaat voor het onderhoud, de nodige voorzieningen en de financiële kant van het leven in de abdij. Ervoor had ik altijd pastoraal werk gedaan als pastoor van de Verbrande Brug, Humbeek en Molenveld, daarna als verbondsaalmoezenier van het VVKSM (Vlaams Verbond voor Katholieke Scouts en Meisjesgidsen). Vervolgens werd ik pastoor van Merchtem, Bollebeek en Mollem. Voor mijn nieuwe taak moest ik uiteraard de budgetten bekijken. 

Wat er buiten gaat weet je vlug, maar het werd al snel duidelijk dat de inkomsten een versnelling hoger moesten als we het leven in de abdij de komende decennia mogelijk wilden houden. En kijk, daar bleek het Grimbergenbier een oplossing.

‘Het zit in onze traditie. Bier, brood en kaas uit de abdij waren vroeger zelfs betaalmiddelen. Wist je dat? Onze abdij werd gesticht in 1128 en verwoest door een grote brand in 1142. Of er toen al brouwactiviteit was, weet ik niet, maar toen de abdij na de beeldenstorm in 1556 weer heropgebouwd werd, was er wél sprake van het herbouwen van de brouwerij. Idem na de Franse Revolutie. Pas in 1958 kwam de commerciële Grimbergen via Alken-Maes op de markt. Het is nu de vierde keer dat de abdij opnieuw begint met bier brouwen. De Feniks werd het symbool van het Grimbergenbier, naar de feniks op het wapenschild van de abdij, die na elke verwoesting weer uit haar as herrijst. De samenwerking met Carlsberg en Alken-Maes gaf mogelijkheden. Het zorgde voor een nieuwe dynamiek rond het abdijbier. In 2016 leidde een bezoek van de ceo van Carlsberg aan de abdij tot het idee om niet enkel het Grimbergenbier te laten brouwen, maar om in de abdij zélf ook een microbrouwerij te beginnen. En kijk: zo startte ik met een brouwerij-opleiding.’

Waarom is het zo belangrijk om in de abdij zelf opnieuw te brouwen?

‘Wij waren op zoek naar meer authenticiteit, als guardians of the recipe. In onze archieven zijn bijvoorbeeld nog manuscripten en boeken te vinden met oude ingrediëntenlijsten voor bier. We hebben hier een hopveld aangelegd met een oude Vlaamse hopsoort, de Groene Bel. En een bierkruidentuin, want voor er hop was, zorgden kruiden voor die bittere smaak in het bier en kon het bier iets langer bewaard worden.

Het werd al snel duidelijk dat we de inkomsten moesten verhogen, wilden we het leven in de abdij de komende decennia mogelijk houden.

Onze microbrouwerij is een laboratorium om nieuwe Grimbergen bieren te ontwikkelen. We mogen experimenteren en kunnen maximaal 10.000 hectoliter per jaar brouwen. In het belevingscentrum Fenikshof kan je komen proeven van de verschillende bierstijlen en smaken, en ontdekken welk bier bij je past. Wij kunnen jouw oordeel dan weer gebruiken om onze bieren nog lekkerder te maken. Vanop de loopbrug kan je onze brouwzaal bezichtigen. Mijn scriptie voor de brouwopleiding in Kopenhagen stuur ik dezer dagen op, ik zal ze in de loop van volgend jaar moeten verdedigen.

Welke speciale bieren brouwen jullie in de abdij?

‘Onze Magnus Opus Brut is ons eerste bier. Het is gemaakt met wijngist. Daar krijg je een heel bijzondere smaak mee, die een beetje lijkt op die van een sauvignon blanc. De Ignis Quadruple is ons tweede bier. Ignis betekent vuur; wat verwijst naar het feit dat onze abdij in haar 900-jarige geschiedenis drie keer is afgebrand en telkens terug is heropgebouwd. De Astrum Pale Ale verwijst naar de volkssterrenwacht Mira, die hier naast de abdij is gevestigd. Je ziet dat onze bieren telkens verwijzen naar de wortels van de Abdij van Grimbergen.’

Van pastoor naar brouwer: mis je het pastorale werk?

‘In 2017 moest ik afscheid nemen van mijn parochies Merchtem, Bollebeek en Mollem om de bouw van de brouwerij, de aanleg van de kruidentuin en het hopveld op te volgen, om de samenwerking met onze partners uit te bouwen en om de brouwerij-opleiding te volgen. Ik was echter nooit helemaal weg van dat stuk van mijn taak, gelukkig. Ik had eerder in 2012 de vzw Quid Nunc Viator (En wat nu, pelgrim) opgericht, een organisatie die pelgrimstochten voor jongeren organiseert in Europa en Palestina. Om hen de kans te geven om stil te staan bij de grote vragen in het leven, om hen te begeleiden in die zoektocht,… En toen kwam de pandemie. Dat maakte alles natuurlijk moeilijker.’

Het is ook vanuit de inspiratie om er te zijn voor anderen dat je hulp voor vluchtelingen uit Oekraïne op poten hebt gezet?

‘Begin maart, net na de Russische inval, keek ik naar De Zevende Dag en daar legde een Oekraïense handelsattaché uit dat hulp nú nodig was, niet later. De politici zaten er wat ongemakkelijk bij te schuifelen. Het verdriet, de angst, de pijn, het lijden van de mensen daar: het raakte mij en de hele abdijgemeenschap diep. Diezelfde week zijn wij beginnen helpen waar we konden. Pater Johan kende een Oekraïense mevrouw die veel hulpgoederen had verzameld die ze naar Oekraïne wilde brengen, maar ze vond niemand die het aandurfde naar daar te rijden. Ik kon een paar dagen vrijmaken en dacht: waarom niet? Op 4 maart ben ik voor de eerste keer vertrokken. Ik ben tot aan de grens gereden. Eerst was ik van plan om door te rijden tot in Oekraïne zelf, maar ik kreeg het bericht dat het niet meer veilig was om de grens over te steken en dat het me dagen file zou kosten om terug te komen. Aan de grens met Polen, in het dorpje Przemysl, had ik een contactadres voor een veilig depot waar ik de rolstoelen, droge voeding en medisch materiaal kon afleveren. Deze mensen hebben ervoor gezorgd dat alle spullen op hun plaats zijn geraakt, ze hebben ons foto’s bezorgd die we aan alle sponsors en mensen die hadden meegewerkt, konden tonen. Ik wil iedereen die geholpen heeft trouwens heel erg bedanken, vooral mijn vast team en de oud-scouts van Grimbergen. In mijn busje kon ik acht vluchtelingen mee terug naar hier brengen, maar er bleven natuurlijk veel meer mensen achter. Dus ben ik daarna nog drie keer heen en weer gereden. Weet je, die oorlog gebeurt op maar twee dagen rijden van hier… Uiteindelijk hebben we 64 mensen kunnen helpen. We zorgden ervoor dat Oekraïense mensen in België hen bij hun aankomst stonden op te wachten. Onderweg was het behelpen met google translate. Dat ging, maar ik denk dat het heel belangrijk is dat ze hier in hun eigen taal werden ontvangen. Deze vluchtelingen zijn getraumatiseerd, duiken in elkaar als er een vliegtuig overvliegt, zitten in angst en onwetendheid over hun geliefden. Dan in een vreemd land je eigen taal horen, is belangrijk. Via het netwerk dat we hebben uitgebouwd, konden ze bijna allemaal terecht bij een Oekraïens gezin in België. Ondertussen hebben we verder gewerkt. Er staan hier nu nog twee ambulances klaar, uitgerust met medisch materiaal en hulpgoederen, die we nog ter plekke willen krijgen. Moeilijk? Nee, als we mensen kunnen helpen, moeten we dat doen.’