Dat de gewestgrens tussen Vlaanderen en Brussel veel groene zones herbergt, is bij een groot deel van de plaatselijke inwoners uiteraard geweten. Voor wie wat verderaf woont, zijn het echter – ondanks hun naam en faam – dikwijls nobele onbekenden. Herman wandelde, keek, onderzocht en gaf van één tot vijf aan de streek.
We starten met de bijzondere site van de Vogelzangbeek, die de scheiding vormt tussen Anderlecht in het Brussels Gewest en Sint-Pieters-Leeuw in het Vlaams Gewest. De waterloop ontspringt op het Plateau van Vlezenbeek en mondt 9 km verderop uit in de Zuunbeek, zijrivier van de Zenne. Zoals alle sites met naam en faam heeft ook dit gebied een rijke, gedocumenteerde geschiedenis die je tot vandaag nog redelijk goed terugvindt in het landschap.
Of wat te denken van de beek zelf, een van de weinige die nooit is rechtgetrokken? Alleen al dat maakt haar van groot belang voor de ecologische en landschapskwaliteit. Hier kan je zien hoe een niet-genormaliseerde waterloop er uitziet. Niet evident in het Vlaamse land en wat een contrast met bijvoorbeeld de Zuunbeek.
Pajottenland in het klein
Of neem nu het kleinschalige landschap dat je aan de kant van het Brussels Gewest vindt, op de linkeroever. De schakering van de verschillende biotopen is een voortzetting van het eeuwenoude Pajotse landschap, alsof er een groene vinger doordringt tot in onze hoofdstad. De waterkwaliteit van de Vogelzangbeek valt redelijk mee. Met de langgerekte bospartij, de verschillende al dan niet natte poeltjes en het nabije grasland heb je meteen een idee van de natuurlijke troeven.
Het kleinschalige landschap is een mooie illustratie van het aloude Pajottenland.
De enorme wilg op het eilandje staat symbool voor de bijzondere, maar tegelijkertijd kwetsbare leefgemeenschap. Dit gebied van slechts 15 ha krijgt gelukkig de nodige bescherming en zorgen van de gemeente Anderlecht (grotendeels eigenaar), Leefmilieu Brussel en de zeer actieve vereniging CCN Vogelzang (www.vogelzang.org). Hun vrijwilligers staan in voor een groot deel van het beheer. Bij hen kan je terecht voor begeleide wandelingen.
Het nabijgelegen natuurgebied Mijlemeers/Meylemeersch is ook een bezoekje waard. Het is enigszins vergelijkbaar met het Vogelzangreservaat. Samen vormen ze een kwaliteitsvolle groene zone van 30 ha. De oude Mijlemeershoeve is een landschapsbaken die er onbegrijpelijk als een ruïne bijligt. Er is al lang sprake om een deel van de Mijlemeers te verkavelen. Zo gaat dat met de laatste groene zones in stedelijk gebied als ze in privéhanden zijn. De weerstand bij de omwonenden is groot. Vooralsnog is het onduidelijk wat de toekomst brengen zal.
Wel duidelijk is dat het kleinschalige landschap alweer een mooie illustratie is van het aloude Pajottenland. Het zou zonde zijn deze soortenrijke rust- en wandelzone te bebouwen. De vele wilgen op de grens van graslandpercelen, de half-natuurlijke waterpartijen en de roekenkolonie vullen de Pajotse kenmerken mooi in. Zelfs authentieker dan op vele plaatsen in die kenmerkende Vlaams-Brabantse streek zelf.
Boerkozen
Tijdens ons bezoek omstreeks half augustus was de hoofdkleur van de moerassige zones hevig roze-rood van de grote kattenstaart. Een ijsvogel kruiste ons pad en een buizerd zeilde over. Jammer genoeg moesten we er het gekrijs van een tiental halsbandparkieten bijnemen. Hun aantal blijft gestaag stijgen sinds er in 1974 een veertigtal zijn vrijgelaten in het toenmalige Melipark aan de Heizel. Een restant van de vroegere intensieve landbouwactiviteiten (de maraîchers) is nog zichtbaar ter hoogte van de Hoevewinkel aan de Vogelzangstraat. De groenten die men er teelt, zijn een pilootproject van Graines de Paysans (www.espaces-test.be) om de oude boerkozenactiviteiten terug te brengen. Zo tracht men de band tussen telers rond de stad en haar inwoners te herstellen, al is het kleinschalig. Je vindt hun diverse terreinactiviteiten aan de Steenuiltjesweg, ten westen van de Mijlemeershoeve.
Zelf gaan kijken
Je kan steenuitjes spotten in de oude boomgaard. De oude boomstammen zijn uitgelezen insectenhotels voor de vele predatoren die hier rondvliegen en -kruipen. Ze vormen het hoofdvoedsel van onze kleinste uilensoort. De jongere appel- en kersenbomen zijn dan weer gedekte tafels voor bestuivende insecten in de lente en vruchtenetende soorten rond deze tijd van het jaar. Heel wat soorten kruisten ons pad. Zelf gaan kijken, is de max. Ik geef vier sterren.