Sinds een paar tientallen jaren is een zeer kwalijke evolutie aan de gang onder onze kreeftenpopulaties. Waar tot voor die tijd enkel de Europese rivierkreeft voorkwam, is die rol overgenomen door de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (zie foto). Ze werd vooral in Duitsland en Frankrijk gekweekt om te eten, maar wist te ontsnappen en veroverde op korte tijd grote delen van West-Europa.
De oorspronkelijk talrijke Europese inheemse soort is intussen zowat overal uitgestorven. De voornaamste reden: kreeftenpest. Toen de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft hier voet aan de grond kreeg, was die besmet met het kreeftenpestvirus, maar was daartegen resistent door co-evolutie. De kreeft bouwde namelijk immuniteit op tegen de pestschimmel, terwijl deze laatste steeds agressiever werd om die resistentie te overwinnen. Dat lukte niet, maar hij was wel dodelijk voor de niet-immune Europese rivierkreeft die overal massaal het loodje legde.
Het resultaat is dat de oorspronkelijk soort verdween en dat de indringer nu overal algemeen voorkomt. Hij is een invasieve exoot geworden in onze rivieren en kanalen, en kan zich makkelijk verplaatsen over land. De soort mag sinds 2016 ‘niet meer gehouden, ingevoerd, vervoerd, gecommercialiseerd, gekweekt, gebruikt, uitgewisseld of vrijgelaten worden in de natuur’ in de Europese Unie. Voor de meeste landen is het echter te laat en groeien de populaties overal gestaag verder aan. Eens het beestje in onze wateren aanwezig is, breidt het snel en massaal uit.
Het zijn planteneters en bodemgravers die de plaatselijke biodiversiteit aantasten. De perspectieven zijn niet gunstig; de uitbreiding zal zeker verder aanhouden, en plaatselijke leefgemeenschappen van planten en dieren zullen daar steeds meer schade van ondervinden. Op dit ogenblik is er geen perspectief voor mogelijke oplossingen, en de kreeftenpest tiert nog steeds welig.