Waalse instroom
Vanuit Waver rijden ‘s morgens auto’s vol kinderen naar basisschool De Letterboom in Ottenburg. ‘Het dorp is goed bereikbaar’, zegt Frederik François, tot voor kort gemeenteraadslid in hoofdgemeente Huldenberg en inwoner van Ottenburg. ‘Bovendien ligt de grote fabriek van GSK net buiten het dorp en vele kinderen van ouders die er werken, gaan hier naar school.’ De instroom is niet nieuw, maar de intensiteit wel. ‘Toen ik hier in 1992 zelf in het zesde leerjaar zat, waren we met twaalf kinderen: vijf uit het dorp, de rest kwam van over de taalgrens. Toen werden ze hier gedropt in het zesde leerjaar, maar nu lopen ze meestal heel hun jonge schoolloopbaan hier.’
Al lijkt het totale aantal Waalse leerlingen in Vlaamse scholen verwaarloosbaar, de 10.000 scholieren die dagelijks de grens oversteken maken plaatselijk een verschil. Hun aantal varieert van 7% in Beersel tot bijna 25% in Huldenberg en plaatselijk soms nog meer. In De Letterboom, komt maar liefst 62% uit Wallonië tegenover zo’n 33% uit de gemeente zelf. Als de druk op de school te groot wordt, trekken de schoolbesturen aan de noodrem. De Letterboom wordt op termijn afgebouwd tot de helft van het aantal leerlingen. Dat moet niet alleen de druk op de school en het dorp verlichten, maar ook het taalevenwicht op school herstellen, want ook dat speelt mee.
Druk in Brussel
Naast de instroom vanuit Wallonië verhoogt de groei van de Rand zelf de druk op de scholen. De voortschrijdende verstedelijking zorgt voor een toename van vaak jonge gezinnen. Ook dat heeft een impact op de benodigde schoolplaatsen. Een derde reden is de uitstroom van scholieren uit Brussel zelf, zoals bijvoorbeeld in Dilbeek. Brusselse scholieren maken er zowat een vijfde uit van het totale aantal en de gevoelde overdruk wekt wel eens de indruk dat er voor kinderen uit de gemeente zelf geen plaats meer is. Dat geldt zeker voor populaire scholen nabij de gewestgrenzen.
In het Brussels Gewest nam de voorbije tien jaar het aantal leerlingen ook met zo’n 10% toe. De stijging was het sterkst voelbaar in het Nederlandstalig onderwijs dat maar liefst 30% meer scholieren optekende en ook langs Franstalige kant was er sprake van een plaatstekort. Net als in de Rand kwam de groei van binnenuit en van buitenaf. Dagelijks komen er meer dan 33.000 scholieren Brussel binnen, voornamelijk vanuit Vlaanderen. De overgrote meerderheid trekt naar het Franstalig onderwijs, net geen 8.000 leerlingen lopen in Brussel in het Nederlands school. Omgekeerd pendelen er meer dan 6.000 leerlingen van Brussel naar Vlaanderen. En opmerkelijk: in het geval van Brussel speelt Wallonië amper een rol. Net geen 4.000 scholieren vertrekken er richting Brussel terwijl slechts 2.450 scholieren de omgekeerde richting uitgaan. Het zijn dus vooral Vlaanderen en Brussel die elkaars plaatstekort lijken te veroorzaken en dan vooral in het noorden van het gewest. In de zogenaamde arme sikkel tussen Vorst en Sint-Joost-ten-Node waarin een groot inwonersaantal samengaat met een grote kansarmoede, is het aantal schoolplaatsen ten opzichte van het aantal kinderen te krap en dat verhoogt de druk op de Vlaamse scholen die hier in de buurt liggen. In Wemmel is er tegen 2027-2028 bijvoorbeeld een relatief plaatstekort voor het secundair voorspeld van 53%.
Beheersbaarheid
De Vlaamse overheid reageerde door de middelen en de capaciteit op te trekken. Voor de onderwijszones Dilbeek, Halle en Vilvoorde zijn sinds 2010 aan 94 scholenbouwprojecten capaciteitsmiddelen toegewezen, reageert het kabinet van Vlaams minister voor onderwijs Zuhal Demir (N-VA), goed voor bijna 11.000 plaatsen in het basis- en secundair onderwijs, waarvan er intussen meer dan 9.900 gerealiseerd of in uitvoering zijn. De Vlaamse overheid werkte ook een voorrangsregeling uit ten voordele van kinderen uit de eigen gemeenten en kinderen die al lange tijd in het Nederlands school lopen. Zo kunnen populaire scholen garanderen dat er een kritische massa aan leerlingen is die een voortraject in het Nederlandstalig onderwijs heeft genoten, verduidelijkt het kabinet, met het oog op de behoud van de kwaliteit van het onderwijs in het geval de druk op de scholen te groot wordt.
Toch blijft de vraag wat te grote druk precies betekent. Gedurende de afgelopen tien jaar nam bijvoorbeeld in de Dilbeekse scholen ook het aantal Dilbeekse scholieren zelf toe - van 3.772 naar 4.225 leerlingen - ondanks de toename van de scholieren uit Brussel. Het waren vooral de scholieren uit andere, omliggende gemeenten als Ternat of Roosdaal die minder hun weg vonden naar Dilbeek. Hun aanwezigheid werd nooit echt als overdruk benoemd. In het debat over de beheersbaarheid lijken daarmee twee aspecten met elkaar vermengd te worden: de overdruk door een grote toename van leerlingen én de druk die de meertalige omgeving van de Rand en Brussel met zich meebrengt en de gevoelde gevolgen op de taalverhoudingen en onderwijskwaliteit op school. Met het opvangen van het capaciteitsprobleem en de voorrangsregeling lijkt de Vlaamse overheid twee vliegen in één klap te willen slaan, al is dat door de voortschrijdende meertaligheid van de Rand zelf niet zo eenvoudig.
Meer zelfvertrouwen
Toch mag het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de Rand wat meer zelfvertrouwen hebben, meent Laurence Mettewie, professor in de linguïstiek, die aan de Universiteit van Namen onderzoek doet naar meertaligheid en tweetalig onderwijs. ‘Onderzoek in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel heeft aangetoond dat de Nederlandstalige leerlingen niet alleen een heel goed niveau Frans hadden, maar dat die een even goed niveau Nederlands hadden als leerlingen in Vlaanderen.’ Er was geen negatief effect van de aanwezigheid van Franstaligen in de klas. Integendeel, want voor de Franstaligen bleek net dat hun niveau Nederlands veel beter was dan die van Waalse leerlingen. Als we de Brusselse resultaten mogen doortrekken naar de Rand, dan is het onderwijs dat we organiseren een stuk robuuster dan we soms aannemen. ‘Ik vind het opmerkelijk dat wat het onderwijs in Brussel en de Rand al heeft betekend zo vaak over het hoofd wordt gezien’, zegt Mettewie. ‘Het Nederlandstalig onderwijs heeft namelijk een enorme invloed gehad op niet-Nederlandstaligen en de dynamiek van de taal in Brussel versterkt, vooral omdat veel jongeren en ondertussen volwassenen, dankzij het Nederlandstalig onderwijs, het Nederlands in hun meertalig repertoire hebben en benutten.’ Het is belangrijk om bij deze evolutie stil te staan, want terwijl in de jaren tachtig het Nederlandstalig onderwijs vooral in trek was bij hoogopgeleide Franstaligen, gaan nu ook anderstaligen in het Nederlandstalig onderwijs op zoek naar het beste voor hun kinderen en is het Nederlands een taal die dagelijks wordt gebruikt door mensen met een diverse taalachtergrond.
Voorbij de taalbarrières
Door de blijvende focus op de grote uitdagingen voor het onderwijs in de Rand en Brussel verliezen we niet alleen de verwezenlijkingen uit het oog, we zien ook niet meer hoe het Nederlandstalig onderwijs als krachtig instrument werkt om de complexe situatie in Brussel en de Rand het hoofd te bieden. Dat korte zicht heeft geleid tot maar moeilijk uit te leggen keuzes. Want al is de reflex plaatselijk erg begrijpelijk, een voorrangsregeling blijft een vreemd signaal aan wie zich in de regio wil integreren, maar dat niet van meet af aan deed of kon. Wat is bovendien het alternatief? Opnieuw richting het Franstalig onderwijs? Dat is alvast niet in het voordeel van de Franstalige kinderen die, eens ze groot zijn, in Vlaanderen werk zullen zoeken en er gaan wonen en dus ook niet in het voordeel van de gemeenten uit de Rand waar de taalintegratie minder vlot zal verlopen.
Bovendien blijven de grote vragen zo buiten beschouwing. Hoe gaat de Vlaamse Gemeenschap om met de aantrekkelijkheid van haar onderwijs voor de brede omgeving, rekening houdend met de overdruk en taalcomplexiteit in bepaalde scholen en gemeenten? Is de schooldruk enkel een obstakel, of kan het ook een hefboom zijn naar integratie in de brede regio en de versteviging van de positie van het Nederlands zelf? Daarom moeten we anders durven kijken naar het onderwijs aan de gewestgrenzen en de scholen niet alleen zien als leerplekken voor kinderen uit de buurt, maar ook als onthaalplaatsen voor Randbewoners van morgen. Daarnaast moeten we ook taalonderwijs zelf breder zien dan alleen een middel om taal te leren. Plus est en vous, klinkt de gevleugelde uitspraak. Er zit meer in. Maar er is ook al heel veel.