Waterloo is het Eldorado
Waterloo was lange tijd niet veel meer dan een doorgangsplek, een laatste stopplaats op de weg naar Brussel. De reizigers brachten de nacht door in de herbergen langs de weg, want ze liepen liever niet het gevaar overvallen te worden door rondhangende vagebonden in het Zoniënwoud. Het woud was toen nog groot en reizen gevaarlijk. De bewoners leefden er van het bos en van de weg. Ze waren houthakker, landbouwer of herbergier. De Chemin des Wallons was een belangrijke weg. Daar werd steenkool naar Brussel vervoerd vanuit het bekken van Charleroi of metaalwaren uit de smederijen uit de buurt van Namen.
In 1411 was ze al gekend als de Walschen Weghe en in 1666 had ze al een stenen bestrating van Brussel over Waterloo tot Sint-Jansberg, vroeger dan andere wegen in het land. Plaveien werd een vak dat de bewoners van Waterloo en de nabije gehuchten Le Chenois (Reveling) en Le Roussart (Den Droussart) zich meester maakten, vooral toen in 1705 de firma Olivet in Waterloo neerstreek en zich op de stiel van het bestraten toelegde. Hun specialiteit bracht de bewoners van Waterloo naar alle uithoeken van de Oostenrijkse Nederlanden om steenwegen aan te leggen en later ook naar Frankrijk of naar de straten van Keulen. Waterloo was al een baandorp toen er van België nog geen sprake was en er nog geen woord bestond voor lintbebouwing.
Straatdorp op de drempel naar Brussel
Toen België in 1832 amper twee jaar oud was, raakte het kanaal tussen Brussel en Charleroi klaar, waarna het kolenvervoer zich van de weg naar het water verplaatste. Maar terwijl de transporteurs verdwenen, verwelkomden de herbergen een nieuw cliënteel. De zware kolenkarren maakten plaats voor lichtere koetsen die het volk uit Brussel tot voorbij het bos bracht, zodat het met eigen ogen de plek kon zien waar Napoleon zijn laatste slag verloor. Want ook dat was Waterloo, de strategische toegangspoort op de drempel naar Brussel. Toen omringde het bos nog grotendeels de weg en het dorp, maar lang zou dat niet meer duren. In 1836 verrees ten zuiden van het dorp nabij Sint-Jansberg de sucrerie de Waterloo en die had plaats nodig.
De suikerfabriek verwierf van de Societé Générale 700 ha Zoniënwoud die ze omzette in fabrieksterreinen en boerderijen, zoals de SintGertrudishoeve of de Boesdaalhoeve in Sint-Genesius-Rode, die de fabriek van suikerbieten moesten voorzien. Zo werden de inwoners van Waterloo na paveurs ook arbeiders en maakte het bos plaats voor landbouwgrond. Van de meer dan 800 ha bos in de gemeente bleven er uiteindelijk maar 46 ha bewaard. Met de fabriek was het in 1871 al voorbij, maar het bos bleef weg. De mensen bleven toestromen en na de Tweede Wereldoorlog ook steeds vaker wonen.
De bevolking groeide van 5.700 in 1930 naar 24.500 in 1980 en de grond langs de steenweg raakte gevuld met woningen en verkavelingen voor zijn intussen 31.000 inwoners. Waterloo kreeg stilaan de dimensies van een kleine stad. De paveurs en arbeiders verdwenen, de pendelaars en expats kwamen. Langs de weg lag in 1570 een Herberghe van Waterloes, een paar jaar later een Hostel à la Couronne. In het gehucht Revelinghe, later Le Chesnois, leefden in de 16e eeuw de families Vantaelen, Theys en Rogge, maar ook Fievet en Doudelet. In de grenszone langs de Waalse weg was het zelden duidelijk waar Romaans eindigde en Germaans begon en hoe het een in het andere overliep.
In de grenszone langs de Waalse weg was het zelden duidelijk waar Romaans eindigde en Germaans begon en hoe het een in het andere overliep.
Waterloo is al langer meertalig, al is het nu meer Engels naast Frans en niet meer Brabants naast Waals. Waterloo kreeg ook een sociale upgrade. De herbergen maakten plaats voor restaurants. De werkplaatsen en industrie voor winkelcentra voor cliënteel met een inkomen dat een stuk hoger ligt dan het Belgische gemiddelde. Maar in wezen blijft Waterloo hetzelfde: een straatdorp op de drempel tussen Brussel en Wallonië.
Hier groeit de Waalse droom
De verandering van Waterloo is ook de verandering van het westen van Waals-Brabant op steroïden. Het mediaaninkomen in de streek sluit er aan bij andere rijke gemeenten uit de Brusselse oostrand zoals Tervuren, Overijse of Hoeilaart. De ligging nabij Brussel maakt de Vlaamse en de Waalse randgebieden rijk: de inkomens liggen in Vlaams- en Waals-Brabant ongeveer even hoog, en dat is hoger dan het Belgische gemiddelde, terwijl het armoederisico er lager ligt dan in de rest van België. Het vastgoed gaat er voor veel geld van de hand.
Een halfopen bebouwing kost er 450.000 euro terwijl de Belgische mediaanprijs 275.000 euro is. Hier in de Brusselse zuidrand groeit de Waalse droom met de dienstensector en vrije beroepen voorop. Waals-Brabant is de dynamische provincie die Wallonië uit het moeras van werkloosheid en de kaduke industrie trekt dankzij haar ligging nabij Brussel. Maar de reden is ook historisch, want de zuidranden van Brussel zijn al sinds de 19e eeuw plekken waar wie het goed heeft en goed leeft van de stad, een thuis vindt. Langs het meer van Overijse-Genval staan de villa’s opgesteld als langs de Vierwaldstättersee in Zwitserland. Aansluitend op de Vlaamse Rand maakt de residentiële Waalse Rand de cirkel langs het zuiden rond Brussel rond.
Welvarend
Er zijn verder nog wel wat gelijkenissen te vinden tussen Waals-Brabant en het Waalse randstedelijke gebied en de Vlaamse Rand en Vlaams-Brabant in het noorden. Zo is de Waalse Rand net als de Vlaamse niet alleen aangewezen op Brussel voor haar welvaart, maar delen ze ook een sterke bevolkingsgroei en bevolkingsmobiliteit met Brussel. De Waalse Rand is ook diverser met een hoger percentage niet-Belgen dan in de rest van het gewest. Ook politiek zijn ze elkaars gedeeltelijke spiegelbeeld.
Rond Brussel ligt een centrumrechtse rand van Vlaams-Waalse suburbia die langs Vlaamse kant geel kleurt met overwegend N-VA meerderheden en aan Waalse kant blauw van de MR. Sterker nog, de remonte van Les Engagés (vroeger cdh) tijdens de verkiezingen van 2024 is grotendeels te danken aan de sterke verkiezingsresultaten in Waals-Brabant. Ze kan er bogen op het nog bestaande netwerk uit de christelijke zuil in de landelijke provincie.
Maar het is vooral de centrumrechtse ondernemersboodschap met een genuanceerd en ecologisch discours als tegengewicht voor het meer uitgesproken MR en Ecolo dat aansluit bij de mentaliteit van de welvarende bevolking die een groot deel van de Waalse Rand uitmaakt, aldus de analyse in de lente-editie 2025 van het tijdschrift Wilfried. Dat de rector van de universiteit van Louvain-la-Neuve zich voor de partij verkiesbaar stelde, is in die zin veelzeggend. Economisch en sociologisch gezien sluit de Waalse Rand aan bij Vlaanderen. Een verschil zit hem in de cultuur, de taal en het zicht op het land met een nadruk op het Vlaamse karakter en zelfbestuur in het noorden en nog een neiging tot unionistisch liberale Franstaligheid in het zuiden.

Er zijn nog andere verschillen in de gelijkenis tussen de twee, want terwijl de Waalse Rand ook sneller groeide dan de rest van Wallonië, groeide ze anders dan de Vlaamse Rand. De Waalse Rand is opener, groener, minder verstedelijkt, maar erg residentieel met haar vele vrijstaande woningen. De Vlaamse Rand is – zeker in het noorden – meer verstedelijkt, denser en minder groen. De bewoners van de twee provincies zijn jong, maar ze zijn anders jong, want Vlaams-Brabant heeft een hoger aandeel aan -15 jarigen dan Waals-Brabant, terwijl langs Waalse kant ook de vergrijzing een grote rol speelt in de residentiële gemeenten in de stadsrand en het aantal ouderen er sterker toeneemt dan in de rest van Wallonië.
Intussen doen de dorpen van de zuidrand alsof ze zelf stad zijn geworden. Eigenbrakel telt zo’n 40.000 inwoners, Ottignies heeft er zo’n 31.000. Het zijn bevolkingsaantallen die passen tussen andere Waals-Brabantse steden zoals Nijvel of Waver, maar net een maat te klein zijn voor Halle of Vilvoorde. En terwijl sommige dorpen steden werden, werden sommige steden dorpen.
De andere provincie
De N4 komt Waver vanuit Brussel binnen vanuit het noordwesten, neemt een bocht rond de oude binnenstad en loopt dan naar het zuiden richting Namen. Nadat ze de N4 heeft gekruist, gaat de N268, de oude weg vanuit Leuven, nabij de Place Alphonse Bosch over in de N239 richting Nijvel, maar eerst moet het verkeer nog door het centrum en voorbij het kruispunt met de N238 naar Ottignies. De Place de l’Hotel de Ville, waar de N239 de Rue de Nivelles wordt, is een rotonde om de auto’s goed door de stad te sluizen. Van op het terras van Le Scoubidou is het lekker kijken naar de drukte van voorbijgaande aard. Waver is een samenloop van doorgangswegen waarrond de stad doet alsof ze net als Waterloo langs de wegen is gevormd en niet andersom. Anders dan Waterloo en Ottignies die floreren als welstellende suburbia van de have-it-all, hinkt Waver achterop en vergeet dat ze al sinds de late middeleeuwen stad is en dat ze daar zelf iets mee kan aanvangen.
In Waver is het druk en leeg tegelijk. In de straten passeert het verkeer, maar voor fietsers is er geen plaats. De kleine industrie verdween, de kleinhandel loopt leeg en de winkels verhuisden naar de buitenrand. Aan Waterloo kan het zich niet meten, aan Leuven aan de overkant van de taalgrens ook al lang niet meer. Leuven trok de betere kaart als universiteitsstad. De nieuwe universiteit van Louvain-la-Neuve kwam begin jaren 1970 niet in Waver, maar wel in Ottignies, de gemeente ernaast. Een gemiste kans. Er kwam nog een tweede. Toen de provincie Brabant in 1995 splitste, werd Leuven provinciehoofdstad van het Vlaamse deel, Waver van het Waalse.
In Leuven bouwde het provinciebestuur een groot provinciehuis als baken voor het pas verworven zelfbestuur van de Nederlandstalige Brabanders los van het meer Franstalige Brussel. Leuven werd opnieuw een tegengewicht van Brussel, naar aloude gewoonte uit de tijd toen Brabant nog een hertogdom was. Langs Waalse kant leek het van moetens en Waver kreeg de rol van hoofdstad in haar schoot geworpen, zonder te weten wat het daarmee aan moest.
Van op het terras van Le Scoubidou is het lekker kijken naar de drukte van voorbijgaande aard.
Waver is nog steeds geen hoofdstad, maar de plaats waar de provincieadministratie verblijft in een administratief gebouw op een bedrijventerrein in de stadsrand. Het nieuwe Waver is zelf ook naar haar randen uitgeweken, naar gelijkaardige verkavelingen en winkelcentra die zich met hun rug keren naar de oude stad. En die weet met zichzelf geen blijf.
Wie niet zelf bepaalt, wordt overrompeld. Waver werd een satellietstad waarvan het zwaartepunt van haar bestaan intussen bijna volledig in Brussel ligt en dat schippert tussen bepaald worden en zelf nog een rol van betekenis spelen. De tweeslachtigheid van Waver is de tweeslachtigheid van de hele provincie Waals-Brabant dat ook op twee snelheden beweegt.
BéWé of Le Roman Païs?
De Waalse Rand kreeg anders vorm dan de Vlaamse. De Vlaamse moest wel een eigenheid ontwikkelen wilde de Nederlandstalige bevolking door de uitbreiding van Brussel er niet in de minderheid raken, met een uitgesproken streekbewustzijn, een nadruk op het gebruik van het Nederlands en de wording van een geografisch gebied Vlaamse Rand tot gevolg. Die urgentie ontbrak aan Waalse kant. De Waalse Rand ziet zich niet als de evenknie van haar Vlaamse tegenhanger, meer nog, er bestaat geen duidelijke Waalse Rand. Hoogstens is er sprake van het dynamische Waals-Brabant – BéWé – dankzij haar ligging nabij Brussel.
Het andere gezicht is Le Roman Païs, zoals het Romaanssprekende deel van de oude provincie Brabant heet en lang daarvoor van het gelijknamige hertogdom. Het is het land van de Ardennes Brabançonnes opgebouwd uit landbouwdorpen tussen groene heuvels dat aanleunt tegen de streek van Namen. Voorbij de verkavelingen van Waver in het oosten liggen de velden en de bossen van Grez, Piétrebais en Roux Miroir. Hier gaan de Brabantse Ardennen over in de vruchtbare landbouwgronden van Brabants Haspengouw richting Luik. Hier toont de provincie haar groene gelaat en lijkt de verstedelijking nog minder diep doorgedrongen.
Maar het hertogdom is vervlogen tijd, de unitaire provincie intussen ook en de suburbanisatie van de Waalse Rand sluipt verder. De identiteit van het landelijke Roman Païs botst met het dynamische BéWé uit de Brusselse Rand en Waals-Brabant vraagt intussen af wat het meer is dan een uitdijend voorgebied van Brussel vol tuinwijken. Al is Waals-Brabant de kleinste provincie van het land, de interne verschillen zijn groot. Tussen de ondernemersgeest van de rand, de landbouwgeest van de dorpen en de arbeidsgeest langs het kanaal van Charleroi is het moeilijk een eenheid te smeden. Waals-Brabant heeft de wind in de zeilen, maar is nog op zoek naar zichzelf; een vraag waar haar Vlaamse tegenhanger in het noorden en de Vlaamse Rand ook nog geen duidelijk antwoord op gevonden heeft.