John Baldessari (Californië, 1931-2020) behaalde in 1957 zijn Master of Arts in schilderkunst. Hij studeerde ook kunstgeschiedenis en gaf bijna veertig jaar les. Hij begon zijn carrière als schilder met ‘gewone schilderijen’, maar voegde al snel tekst en foto’s aan zijn canvassen toe. Na een tijd bestonden zijn schilderijen soms uitsluitend uit tekst. 

Hij maakte ook collages met teksten en foto’s uit films, televisie, of krantenknipsels. Die verwijzingen naar populaire cultuur illustreren zijn verwantschap met Pop Art. De combinatie van fotocollages en tekst kon ook leiden tot nonsensicale combinaties, die doen denken aan de surrealist René Magritte, wiens werk Baldessari zeker beïnvloedde. 

De New Yorkse kunsthistoricus David Platzker, die nog curator was van het Museum of Modern Art (MoMA) en nu een van de drie curatoren is van de expo in Bozar, herinnert zich dat Baldessari ‘een affiniteit had met het werk van Marcel Broodthaers en René Magritte, die vaak samen werden tentoongesteld.’ Collega-curator Rita McBride, die deels in Californië woont, voegt daaraan toe ‘dat het sterke Belgische gevoel voor humor hem aansprak’.

Speelvogel 

Baldessari was vooral iemand die vaak iets anders wou doen. In het begin van de jaren 1960 stopte hij zelfs helemaal met figuratieve en abstracte schilderijen om zich te richten op nieuwe artistieke vormen: video’s, fotografie, prenten, beeldhouwkunst, tekstuele kunst, kunstenaarsboeken, installaties en schilderijen, prints, films en sculpturen. Hij combineerde verschillende van die media en stoeide zelfs met reproducties van andere kunstenaars. 

Zijn kunstklassen aan Calarts in Californië stonden niet in het teken van één medium. Zelf bleef hij voortdurend experimenteren. Daarmee was hij, samen met Sol Lewitt, een van de gangmakers van de conceptuele kunst. De conceptuele beeldende kunst is een 20e-eeuwse benadering waarbij de verhouding tussen de maker en de beschouwer een bepaald werk verder aan het schuiven gaat. 

Kunst begon op een radicale manier naar zichzelf te kijken toen Marcel Duchamps een urinoir omtoverde tot het werk Fountain in 1917, maar de term conceptuele kunst ontstond pas in de jaren 1960. Het idee van de kunstenaar, het theoretische verhaal achter het werk en het uitdokteren van de procedure om tot het werk te komen, eisen in de conceptuele kunst meer aandacht dan het eindresultaat in de galerie of in het museum. 

De esthetiek van het uiteindelijke fysieke object is minder belangrijk. Spel, grap, gedachtenexperiment, provocatie of performance stelen de show, en moeten door de kijker worden gereconstrueerd. 

Uitleggen 

De kritiek dat conceptuele kunst de kijker te veel zou sturen of zou wijzen op wat die al dan niet moest zien of voelen, recupereerde iemand als Baldessari graag. Bijvoorbeeld door schilderijen die letterlijk uitlegden hoe je ernaar moest kijken. Door foto’s te maken van vingers die letterlijk naar objecten wijzen. Of door andere schilders zijn schilderijen te laten schilderen op basis van zijn aanwijzingen. 

Kunst moet niets meer, en dus ook niet altijd ernstig, leerzaam, stichtend, troostend of bewonderenswaardig zijn. De spelende mens wil ook wat, en hij was zo’n spelende mens. Sommige van zijn werken lijken zelfs heel erg op spelletjes, waarbij hij zichzelf bijvoorbeeld de opdracht geeft om iets te doen met een balletje en dat dan op een of andere manier registreert. Kunst krijgt, net als een spel, tijdelijk een willekeurige set van regels. Iconisch in zijn werk zijn de speelse, kleurrijke stippen waarmee hij gezichten op zijn foto’s of zijn schilderijen beplakte.

Koekenbakker 

Baldessari werd bijna negentig. De expo in Bozar is de eerste grote Europese tentoonstelling gewijd aan zijn werk sinds zijn overlijden in 2020 en beslaat liefst duizend vierkante meter van de Ravenstein-zalen. Die ruimte is niet zo moeilijk te vullen, want Baldessari maakte duizenden werken. 

Ook al vernietigde hij in 1970 alle schilderijen die hij tussen 1953 en 1966 maakte in het kader van een kunstproject dat The Cremation Project heette. Van de as bakte hij en zijn kompanen toen koekjes. Tussen de meer dan 60 werken in Bozar zitten veel monumentale installaties. Daarnaast worden foto’s, schilderijen, video’s en zelfs behang tentoongesteld, vooral uit de periode van de jaren 1980 tot 2000.

De combinatie van fotocollages en tekst kon ook leiden tot nonsensicale combinaties, die doen denken aan de surrealist René Magritte.

Baldessari kreeg trouwens eerder erkenning in Europa dan in de Verenigde Staten. Hij had een bijzondere band met Brussel, waar hij exposeerde bij Galerie Meert en in het Paleis voor Schone Kunsten eerder al de expo John Baldessari: Recent Works presenteerde. ‘Ik twijfel er niet aan dat John deze tentoonstelling zou zien als een soort thuiskomst in een stad waar hij echt van hield’, aldus Platzker.

‘De expo is niet bedoeld om volledig te zijn, maar vertegenwoordigt de meest relevante momenten uit zijn carrière’, legt Bartomeu Marí uit. Marí woont in Madrid, was directeur van Witte de With in Rotterdam en curator bij de Fondation pour l’Architecture in Brussel. Hij werkte vaak met Baldessari en is de derde curator van de expo in Bozar.

De titel Parables, Fables, and Other Tall Tales eert volgens Platzker Baldessari als verhalenverteller. ‘Zowel in zijn kunst als in het dagelijkse leven zag hij het vertellen van verhalen als een middel om ervaringen en kennis over te brengen en informatie door te geven aan zijn studenten en vrienden.’

‘De benadering van de expo is immersief’, voegt Rita McBride toe, ‘niet lineair of chronologisch.’ Door zijn experimenten met het zich toe-eigenen van beelden en zijn collages van film en fotografie, was hij volgens de curatoren ook een voorloper van de onbeperkt digitale beeldbewerking van vandaag.

John Baldessari. Parabels, fabels en andere grote verhalen
19 SEP TOT 1 FEB 
Brussel, Bozar, www.bozar.be