We zijn al zo’n tien tot vijftien jaar bezig met immersie’, zegt Janique Mathys, leerkracht Nederlandstalige immersie in IPES, een grote middelbare school in Tubeke. In immersieonderwijs worden niet-taalvakken onderwezen in een andere taal dan de schooltaal. ‘Bij ons krijgen de leerlingen die voor immersie kiezen naast vier uur Nederlands ook twee lesuren conversatie en daarbovenop geschiedenis en aardrijkskunde, ook in het Nederlands.’ Sinds de onderwijsvorm in 1998 vaste voet aan de grond kreeg, kent het een blijvende opgang, zeker langs de taalgrens. De immersiescholen liggen verspreid over heel Wallonië met de provincies Henegouwen en Luik voorop. In Brussel zijn er relatief weinig immersiescholen, maar daar speelt het Nederlandstalig onderwijs een rol. Langs de taalgrens bieden de meeste scholen Nederlands aan, terwijl verder weg van de taalgrens immersie ook meer in het Engels ingericht wordt, maar algemeen genomen is er een evenwicht tussen de twee vreemde talen. ‘In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de eerste moderne taal verplicht het Nederlands en scholen die er vanaf het begin van het middelbaar immersie aanbieden, doen dat dus in het Nederlands’, zegt Guy De Cuyper, verantwoordelijke bij de administratie van de Franse Gemeenschap voor de organisatie van het immersieonderwijs. ‘Immersie in het Engels kunnen de scholen aanbieden vanaf het derde middelbaar. Buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kiezen scholen die immersie aanbieden bijna evenveel voor Engels als voor Nederlands.’

Drempelvrees 

In vergelijking met Franstalig België is immersie langs Vlaamse kant relatief jong. Daar wordt sinds 2014 bescheidener en onder Engelse vlag CLIL (Content and Language Integrated Learning) immersie georganiseerd. De aanpak verschilt ook danig tussen noord en zuid. Het maximale aantal immersie-uren in Vlaanderen komt in de buurt van het minimum in Wallonië, becijferde Liesbeth Martens, onderzoekster aan de UCLL. Bovendien kunnen in Franstalig België scholen al vanaf de derde kleuterklas met immersie aan de slag, in Vlaanderen pas vanaf het secundair. In Franstalig België volgden in het schooljaar 2020-2021 om en bij de 44.000 leerlingen immersie. In Nederlandstalig België is het aantal onbekend. CLIL in Vlaanderen is ook minder een taalbad, want terwijl scholieren in Franstalig België hun immersieloopbaan doorgaans in één doeltaal volgen – Nederlands, Engels en soms ook Duits – kan dat in Vlaanderen wel eens wisselen, waardoor ze in één graad CLIL in het Frans krijgen en in een andere graad in het Engels. Ook het taalevenwicht in Franstalig België vertaalt zich niet aan Nederlandstalige kant, want terwijl zowat drie vierde van de Franstalige immersiescholen Nederlands aanbieden, is dat aan Vlaamse kant maar zo’n 55% voor Frans. Voor Engels is het omgekeerd: maar liefst 82% van de Vlaamse scholen tegenover 40% aan Franstalige zijde, al blijven die percentages door het verschil in aanpak moeilijk vergelijkbaar.

Aantal blijft stabiel 

Wat wel overeenkomt, is de stabiliteit van de onderwijsvorm, eens ze georganiseerd wordt. Tijdens het schooljaar 2022-2023 boden in Franstalig België meer dan 200 basisscholen en 126 middelbare scholen immersie aan en dat aantal blijft stabiel dit schooljaar. In Vlaanderen hebben sinds de start een 160-tal secundaire scholen CLIL met succes aangevraagd en ook dat aantal blijft stabiel. Veel heeft wellicht te maken met vermeende effecten die de onderwijsvorm heeft op de scholieren. ‘Onze leerlingen beschikken over een grotere woordenschat’, zegt Janique Mathys. ‘Dat heeft met motivatie te maken, maar ook met het feit dat we de hele tijd met hen kunnen praten.’ Meer dan de oefenkansen in een andere taal, is de kracht van immersie vooral de impact op de attitude van leerlingen, beklemtoont Laurence Mettewie die aan de universiteit van Namen onderzoek doet naar meertaligheid en CLIL. ‘Taalbeheersing, motivatie en plezier zijn erg belangrijk om een taal goed te leren. Het zijn aspecten die vaak over het hoofd worden gezien als het over taalonderwijs gaat’, zegt Mettewie. ‘Vroeg beginnen in het lager onderwijs kan daarbij helpen omdat kinderen minder doorgedrongen zijn van negatieve stereotypen over de andere, maar ook omdat het de taalbeheersing van jongs af versterkt, wat later in het middelbaar hun motivatie versterkt en ze gemakkelijker doorgroeien in hun taalvaardigheid.’ Maar er is nog een andere verklaring voor het succes.

Elitaire bobo’s 

Ecole maternelle et primaire. Pédagogie par cycle – Néerlandais dès 5 ans, staat er op de buitenmuur van Notre Dame de la Consolation in Ukkel te lezen. Talen als koopwaar uitgestald in de strijd om meer leerlingen? De inzet op taal is in Franstalig België ook pure noodzaak. ‘Naast een pedagogische keuze is de focus op talen vaak een strategische keuze om een school uit de problemen te halen en haar imago te verbeteren’, zegt De Cuyper. ‘Het (Franstalig, n.v.d.r.) onderwijs is niet erg goed gepositioneerd in internationale ranglijsten zoals PISA, vooral voor talen, wetenschap en wiskunde. Sinds vele jaren werken we aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het Pacte pour un Enseignement d’excellence integreert immersieonderwijs in het denken over lesgeven.’ Dat Pacte is een verderzetting van een tendens die zich sinds de jaren 1990 aftekent. Toen moest het Franstalig onderwijs mee antwoorden zoeken voor de hoge werkloosheid en de veranderende economische situatie na het wegvallen van de Waalse industrie. De kennis van talen werd zo een hefboom om arbeidskansen te vergroten, en immersie bezorgde scholen die erop inzetten een nieuwe adem en behoedde hen zelfs voor sluiting. Een gouden combinatie waardoor immersie aan Franstalige kant stevig verankerde. Maar de nieuwe dynamiek zadelde het taalonderwijs ook met een lastig psychologisch effect op, want scholen die immersie aanbieden worden al snel als beter aanzien en immersiescholieren als intelligenter, en dat speelt een grote rol bij de schoolkeuze door ouders.

Meer dan de oefenkansen in een andere taal, is de kracht van immersie vooral de impact op de attitude van leerlingen.

‘Immersie trekt inderdaad leerlingen aan uit sociaal bevoorrechte gezinnen, ook al zijn deze leerlingen niet per se slimmer’, zegt Mettewie. Al staat CLIL in principe open voor iedereen, doordat vooral ouders met een hoog socio-cultureel kapitaal het beste voor hun kinderen kunnen kiezen, is dit zogenaamde elitaire effect erin geslopen. Dat geldt zelfs nog meer voor immersie in het Nederlands dan in het Engels. Een Mattheus-effect met het Nederlands als stuwende factor dus. Onbedoeld raakte immersie in Franstalig België in het bijna onvermijdelijke watervalsysteem gevangen en werd het kwaliteitslabel van immersie naast een troef tegelijk ook zijn grootste struikelsteen. Het immersieaanbod in beroeps- of technisch onderwijs is op één hand te tellen. Dat het organiseren van geïntegreerd taalonderwijs niet noodzakelijk hoeft te voldoen aan de wetten van wie het zich kan veroorloven, blijkt uit de lesroosters van de Vlaamse scholen. Esthetica, schoonheidsverzorging, techniek of economie worden er aangeboden in een andere taal, al blijft ook in Vlaanderen het organiseren van CLIL buiten het ASO een uitdaging.

Toenadering? 

In Franstalig België volgde in het schooljaar 2022-2023 zo’n 5,5% van de het aantal leerlingen een vorm van immersie. Daarbuiten is het soms nog alles of niets, want evengoed eindigen leerlingen hun schoolbaan nog zonder in contact te zijn geweest met het Nederlands. Het volgen van de andere landstaal is in Franstalig België voorlopig nog geen plicht. De Franse Gemeenschap probeerde al een paar keer bij te benen. Toch lijkt het er nu echt van te komen, want de verplichting staat in het nieuwe regeerakkoord van de Franse Gemeenschap, in te voeren vanaf 2027-2028 en kan in principe op een brede steun rekenen van rechts (MR) tot links (Ecolo en PTB-PVDA). Nu nog genoeg leerkrachten vinden. Omgekeerd houdt de Vlaamse overheid een slag om de arm voor wat betreft de versterking van CLIL. Eerst de resultaten van een wetenschappelijke evaluatie afwachten, klinkt het op het kabinet van minister voor Onderwijs Demir. Maar het versterken van CLIL of het verplichten van de andere landstaal of niet, het zijn ‘de aantrekkelijkheid, de waarde- en het nutsbesef rond de taal- en cultuur van de ander die de werkelijke motoren vormen van een duurzaam moderne vreemde talenbeleid’, zo concludeert taalkundige Ilias Vierendeels, en dat staat los van de onderwijsvorm. En laten het werken op attitudes, taalbeheersing en motivatie nu net de sterkte zijn van immersieonderwijs. Alvast een suggestie voor de onderwijsministers: neem die aspecten mee in het bepalen van de onderwijskwaliteit voor talen. Beide kanten van de taalgrens kunnen er wel bij varen.

Lees ook

Taal & onderwijs
Tina Deneyer

Juni 2025

Lees meer
Taal & onderwijs
Koen Demarsin

Mei 2025

Lees meer
Taal & onderwijs
Koen Demarsin

April 2025

Lees meer
Taal & onderwijs
Luc Vanheerentals

November 2024

Lees meer