Zo blijft Pol Deltour pleiten voor een duidelijke deontologie. ‘Met de trein van digitalisering en AI, die steeds sneller doorraast, is dat meer dan ooit nodig.’
Je woont al jarenlang in Wemmel en hebt er een lange en actieve carrière in de journalistiek opzitten. Waarom koos je in het begin van jouw carrière voor de journalistiek?
‘Ik studeerde rechten en kwam daarna terecht bij de FOD Justitie, een plek waar je een mooie carrière kan uitbouwen. Maar toen kwam er een aanbod van de krant De Morgen om politiek verslaggever te worden. Politiek en justitie. Ik vond dat twee heel boeiende domeinen. Ik heb die kans met beide handen gegrepen, ik vond het aantrekkelijker om te doen. En zo ben ik de journalistiek ingerold. Niet met een vooropgesteld plan, wel met een mooie kans.’
Al snel kwam de jurist in je naar boven. Naast de actieve journalistiek was je bezig met het juridische kader waarbinnen de journalistiek werkt, de rechten en plichten van journalisten. Voelde je die nood vanuit de praktijk, vanuit je eigen ervaring?
'Ja, toch wel. In die bijna tien jaar als krantenjournalist voelde ik aan hoe fundamenteel journalistiek is voor de samenleving. Enerzijds wijst dat op het grote belang van journalistieke vrijheid, anderzijds is er ook de nood om na te denken over wat we doen. Die journalistieke vrijheid mag je niet beletten om je verantwoordelijkheid op te nemen. Feiten checken, privacy respecteren, transparantie,… Op dat moment was daar nog niet zo heel veel om te doen, al werd er op alle redacties wel nagedacht over deontologie. Op een gegeven moment hebben we de Raad voor de Journalistiek opgericht, die in het verlengde lag van de prille Raad voor Deontologie. Dus ja, ik ben ook altijd wel bezig geweest met het regelgevende kader van wat we doen. Wat kan, wat kan niet? De vrijheid en de verantwoordelijkheid. Daarover heb ik vorig jaar een boek geschreven: Recht voor de pers. Over de regels van het vak, zowel op juridisch als op deontologisch vlak.’
Sinds vorig jaar werk je niet langer voor de beroepsunie van journalisten VVJ/AVBB. Vind je dat jammer?
‘Ja, vooral de manier waarop het is verlopen. Een ontslag is nooit fijn. Ik denk dat het fout is gelopen bij de transitie naar mijn opvolgster, een verandering die ik trouwens zelf in gang heb gestoken. Ikzelf ging uit van een periode waarin ik haar kon inwerken en we samen konden zorgen voor een goede overdracht. Mijn opvolgster zag dat anders en dan wordt je input al snel als bemoeienis beschouwd. Dat schoonmoeder-argument is er eentje waar je heel weinig tegen kan doen, want dat gaat over hoe de andere partij ervaart wat jij doet. Ik heb er alles aan gedaan om dat argument te counteren, maar uiteindelijk was de situatie niet meer werkbaar. Er moest een keuze gemaakt worden vanuit het bestuur en tja, wellicht hebben bij die keuze ook financiële redenen meegespeeld. Als zestiger ben je een dure vogel. De rest is geschiedenis.’
Beschouw je jezelf nog altijd als journalist?
‘Ja, absoluut. Ik werk ondertussen halftijds in het onderwijs en daarnaast freelance ik ook als journalist. Het zit in mijn DNA. Dat is niet iets wat je snel kan loslaten.’
Is de pers nog altijd de vierde macht?
‘Met die uitdrukking heb ik het altijd moeilijk gehad. Ik vind het een lastig concept. Ik heb de pers eigenlijk nooit echt als een macht beschouwd in de zin van de andere drie machten die we kennen, de trias politica. Media hebben niet die dwingende macht die de staatsmachten wel hebben. Ik heb de media en de journalistiek altijd meer gezien als een emanatie van de publieke opinie. Journalisten beschouw ik als vooruitgeschoven burgers die professioneel bezig zijn met informatie te verzamelen, nieuws te garen om het dan te delen. Misschien kan je eerder spreken van een kracht dan van een macht. De kracht van de burgers, die is belangrijk. Zeker vandaag. Macht – en dan heb ik het over echte macht – neemt vandaag verontrustende vormen aan. Die foto van de inauguratie van Trump, met de ceo’s van de big tech bedrijven achter hem, toont het helemaal. Die snelle vermenging van slechte politiek en voortrazende technologie plaatst ons voor historische uitdagingen. In die context is het zó belangrijk dat we goede journalisten hebben, goede nieuwsmedia die ons op de hoogte houden. We zitten in een bijzonder tijdsgewricht. Als je dan geen goede journalistiek hebt, is dat dramatisch. Als ik rond me kijk, denk ik dat we op dit moment in Vlaanderen toch wel kwaliteit leveren. We hebben een vrij stevige openbare omroep, met alle kritiek die je kunt hebben. Zoals het feit dat ze dit jaar geen jaaroverzicht hebben gemaakt bijvoorbeeld: dat begrijp ik dan weer niet.
Alles moet sneller en kostenefficiënter, maar dat levert niet noodzakelijk betere journalistiek op.
Op het vlak van kranten, magazines en heel het online gebeuren daarrond, denk ik dat we toch een breed palet hebben van nieuwsmedia met redelijk wat keuze en pluralisme. Alles bij elkaar genomen, vind ik dat onze pers het goed doet. Wat niet wegneemt dat het altijd beter kan. En dat we moeten blijven opletten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de opmars van het management en de IT-ers op de werkvloer, met systemen die alles kostenefficiënter maken, maar niet noodzakelijk betere journalistiek opleveren. Laat staan dat ze transparant zijn. Natuurlijk wordt er overal geëxperimenteerd met Artificiële Intelligentie, maar het is belangrijk om die processen genoeg in vraag te stellen.’
Hoe maken we de pers en journalisten digitaal- en AI-proof?
‘Die vraag is van levensbelang. Met alleen een opleiding geraken we er niet. We leven in een maatschappij die denkt in de richting van functionaliteit. Alles kan nog sneller. We kunnen mensen uitsparen. We hebben eigenlijk geen vertalers meer nodig. Eindredactie mag weg. En ga zo maar door. Door die digitalisering maak je snelheid, maar je haalt wel het reflectiemoment weg, het moment waarop je denkt: waarom maak ik dit, waarom schrijven wij dit, wat is de relevantie? Je haalt eigenlijk de zingeving weg. Dat is uiteindelijk de essentie.’
Heeft de pers een systeembeheerder nodig? En wie moet dat dan zijn?
‘De snelheid waarmee alles vandaag verandert, zet in elk geval aan tot snelle actie. Op zich kun je de technologische evolutie niet tegenhouden, die trein zal blijven verder denderen. Maar ik denk wel dat we binnen onze sector van de journalistiek af en toe wat meer op de rem moeten staan. Je moet durven zeggen: Pas op, wat zijn die nieuwe technologieën hier? Hoe betrouwbaar zijn ze? Hoe transparant zijn ze? Transparantie is zo belangrijk voor de journalistiek. In dat opzicht is er dan weer weinig veranderd: je komt opnieuw uit bij journalistieke deontologie, de waarden waar je voor staat. Waarden als correctheid, accuraatheid, transparantie, recht op privacy: we moeten ze collectief bewaken. Besef dat je, ook als individuele lezer van een krant, uiteindelijk gemanipuleerd dreigt te worden door een algoritme dat je niet kent. Er zijn algoritmes die bepalen welk nieuws je te zien krijgt op dit moment. En ja, ik vind dat nieuwsmedia daar te weinig transparant over zijn. Daar moeten we met zijn allen eens goed over nadenken.’
Je geeft les op een Franstalige school in Brussel. Is lesgeven niet een andere soort van journalistiek werk?
‘Ik zie parallellen. Absoluut. Lesgeven is ook een vorm van informatieoverdracht. Zelf geef ik Nederlands. Taal is een manier om de wereld te begrijpen. Door les te geven, geef je jongeren taal, een middel om hun gedachten en eigen ideeën te vormen, om de wereld in te gaan. De grootste uitdaging vind ik aansluiting vinden met pubers, de leeftijdsgroep aan wie ik lesgeef. Je weet direct, à la minute, zelfs à la seconde, of je goed bezig bent of niet. Maar dat maakt het net zo uitdagend en boeiend.’