En français

Tu es bien chez toi?
Les nouveaux Flamands, ou les anciens, avec ou sans passé migratoire. L’adaptation se fait partout et tout le monde passe par là. Dans le Rand, chacun cherche à s’accrocher à la langue, aux habitudes et aux rythmes familiers, dans les rencontres avec l’autre. Mais à partir de quand peut-on se sentir chez soi quelque part? Et le changement est-il toujours synonyme de perte? Ce qui était frappant dans les années 1980 est désormais normal. Les enfants de différentes nationalités jouent ensemble à l’école. Les parents discutent entre eux à la grille de l’école. Leurs enfants sont désormais les enfants de Lot. Ils y sont nés, ou y sont arrivés dès leur plus jeune âge. Le temps est un égalisateur pour ceux qui, enfants, n’ont pas encore à porter le poids du passé et pour ceux dont les souvenirs commencent à peine à se former. Nous ne pouvons rien faire face au temps, si ce n’est attendre patiemment. Mais nous pouvons créer des lieux de rencontre facilement accessibles, comme une école, un centre communautaire ou une fête de quartier.

Kleine winkeltjes 

De buurtwinkels gingen weg in Lot. De beenhouwers ook. ‘Wij zijn dus een middel gaan zoeken om de mensen terug bij elkaar te krijgen’, zegt Mieke Michiels, al 25 jaar de drijvende kracht achter buurthuis Babbellot. Het huis is gevestigd in de oude parochiezaal van het dorp. ‘Zo’n zaal van vroeger, met een café vooraan.’ Al die tijd zijn de wekelijkse samenkomsten bij de koffie gebleven. Lot veranderde intussen wel. ‘Toen we hier in 1984 kwamen wonen, was het heel rustig. Hier was niks. Langs de spoorweg zijn intussen bedrijven bijgekomen. Er is een groot depot van Colruyt. Dreamland en Bioplanet zitten daar’, zegt ze terwijl ze vanuit de keuken van haar huis in de richting van de achtertuin wijst. ‘Al die camions die ge hoort, dat is continu, hé.’

Daad van verzet 

Lot werd niet alleen drukker, het dorp veranderde ook. ‘Toen wij hier kwamen wonen, woonden er nog veel oudere mensen’, zegt Michiels. ‘In mijn straat kwamen er toen jonge koppels bij, vooral mensen die al op een of andere manier een connectie hadden met Lot. In de sociale woningen waren het vooral inwijkelingen die uit Brussel wegliepen omdat het er te druk en onveilig was.’ 

En anders dan voor de oude generatie vond het leven van al die nieuwe inwoners vaak ergens anders plaats: op het werk in Brussel of bij familie weg van het dorp. Winkelen gebeurde buiten het dorp in de winkels in Drogenbos of Vorst of verder naar Brussel, ‘aan den Abattoir in Anderlecht of in Matonge’, zegt Michiels. Daarom verzorgt ze de vitrine van het buurthuis met de nodige zorg, als laatste uitstalraam in de verder lege straat, maar ook als een daad van verzet tegen de tijdsgeest die heel erg veranderde. 

‘In het begin was het zoals een klein winkeltje, maar nu moet je multimediaal zijn. We zijn geëvolueerd naar een soort magazijn – een plek met een aanbod voor iedereen’, zegt Moustapha Akkouh. Hij is al meer dan 25 jaar een vertrouwd gezicht in de Arrahmanmoskee in Halle, die in de jaren 1960 begon als een kleinschalig initiatief van enkele Marokkaanse families en intussen is uitgegroeid tot een ‘levendig centrum van geloof en gemeenschapswerking, en een sociaal knooppunt in de Rand’. 

Achter de onopvallende gevel aan de Nijvelsesteenweg schuilt het centrum waar de gelovigen elkaar ontmoeten. ‘Niet alleen om te bidden’, benadrukt Akkouh. ‘De moskee organiseert onder meer koranlessen, taalondersteuning voor nieuwkomers en medische hulp. 

Voor mensen die de taal nog niet goed spreken, is het essentieel dat er iemand is die hen kan helpen bij administratieve of praktische problemen. De moskee is een plaats van sociale actie.’ Het kleine dorpje van een paar families in de stad is intussen zelf een kleine wereld geworden die de diversiteit van de regio weerspiegelt. ‘Er zijn mensen uit Palestina, Tunesië, Egypte, Algerije, Senegal, Kameroen, ja zelfs Indiërs of Oekraïners komen naar de moskee.'

Verandertalent 

De moskee werkt als een buurthuis voor moslims die hun weg zoeken in de Rand. Ze zoekt ook naar contact met de omgeving door scholen rond te leiden of tijdens de ramadan buurtbewoners uit te nodigen voor een iftarmaaltijd. Toch blijven onderliggende drempels bestaan. De uitbreidingsplannen van de moskee worden met argwaan bekeken. ‘Het gaat er niet om groter te worden’, benadrukt Akkouh, ‘maar om voldoende ruimte te hebben. We bidden hier op 20 centimeter van elkaar, zonder privacy.’ 

Toch krijgt ze die uitbreiding er maar moeilijk door en dat heeft vooral te maken met een gebrek aan wederzijds begrip, zegt hij. Over de drempel in Babbelot is trouwens ook iedereen welkom, maar toch komen ook daar maar weinig buurtbewoners van niet-Belgische komaf over de vloer. Tenzij ze een straatfeest organiseren, dan is de drempel veel lager en staan alle buren klaar met taart en gebak. 

Ondanks de sporadische toenaderingen blijven de wederzijdse drempels soms hoog, want door hun gewoontes en ongeschreven regels vormen de moskee en het buurthuis een herkenbaar baken voor wie er al thuis is. Voor wie de gewoontes niet deelt en de gebruiken niet kent, blijven het vreemde plekken. De barrières liggen ook binnen de gemeenschappen zelf, wanneer die van binnenuit beginnen te veranderen. 

Op het moment dat er nieuwe vrijwilligers met een sjalleke zich aandienen in het buurthuis of oude leden van de moskee zich ongemakkelijk voelen bij de nieuwe aanwas van andersoortige leden in de moskee. ‘Waar je vroeger vooral Arabisch, Berbers, Frans en Nederlands hoorde, hoor je nu steeds vaker Engels’, zegt Akkouh. ‘Voor oudere mensen, die vooral de wereld van Marokko en België kennen, is dat moeilijk te begrijpen. Wij proberen hen daarin stap voor stap te begeleiden.’

Voor mensen die de taal nog niet goed spreken, is het essentieel dat er iemand is die hen kan helpen bij praktische problemen. De moskee is ook een plaats van sociale actie.

Het Belgische taallabyrint 

Pragmatiek is de manier om te kunnen samenleven in de stadsrand. Maar de pragmatiek van alledag botst soms hard met de regels die de samenleving vorm geven, zeker als ze complex zijn omdat de buurt dat ook is, en haar geschiedenis gelaagd. Uit die historische complexiteit volgt de regelgevende complexiteit tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel met de faciliteitengemeenten ertussen als een Kafkaiaans doolhof. 

‘Soms scheelt het maar een kilometer wanneer mensen verhuizen en zijn ze zich er niet van bewust dat ze in Vlaanderen komen wonen’, zegt Nes Stinis, coördinator van PIN vzw, een organisatie die zich inzet voor de integratie van nieuwe inwoners. ‘Soms is het onthaal dat ze ontvangen er alleen één van de taal. Maar wanneer je pas verhuisd bent, wil je eerst voorbij de administratieve procedures voordat je start met Nederlandse les. Mensen die rechtstreeks uit het buitenland komen, begrijpen de taalcomplexiteit niet. Ze denken dat ze in orde zijn als ze Frans spreken, want het is toch een officiële landstaal. Het vraagt tijd om uit te leggen waar de taalgevoeligheid vandaan komt en om de historische feiten te vertellen. Mensen komen in een nieuwe taalrealiteit terecht en daarom is het belangrijk dat mensen de tijd krijgen om hieraan te wennen.'

In de Rand lijkt iedereen wel op zoek naar vertrouwdheid, houvast en herkenbaarheid in de handelingen, de gewoontes en de taal van de andere. Het leren navigeren door het Belgische labyrint is voor nieuwkomers een bewustwordingsproces over de Belgische complexiteit en vraagt tijd en groeiend inzicht. Vaak voelen ze zich hierin niet begrepen terwijl ze zich staande houden tussen begrijpen, aanpassen en taal leren enerzijds en opbouwen van een nieuw leven anderzijds. Nederlandstalige inwoners van Belgische komaf die zich ook veelvuldig moeten kunnen aanpassen aan een even snel veranderende omgeving waarvan ze het gevoel hebben niet steeds meer de spelregels zelf te bepalen door de vele talen en afkomsten die op hen afkomen, voelen zich soms even slecht begrepen.

Uiteindelijk worden daardoor voor iedereen de drempels hoog en wordt het aanpassingsvermogen van de mensen in de stadsrand een haast opgelegd talent, waar je niet noodzakelijk voor kiest, maar dat je wel moet ontwikkelen om hier te kunnen aarden. Het is een blijvende aandachtsoefening als deel van de eigenheid van de stadsrand die empathie en wederzijds inzicht vraagt waaraan iedereen hier wordt blootgesteld, tegenaan botst, in getraind wordt, door gefrustreerd raakt, maar ook wel door gemotiveerd wordt.

Je bent van hier als je… ja, wat precies? 

‘Ik woon hier ook al even hè, maar ik ben nog steeds niet van hier’, zegt Mieke Michiels. ‘Gij zijt niet van Lot, want gij weet dat niet, krijg ik te horen wanneer het over iets specifieks van hier gaat. Ge moet hier dus echt geboren zijn… om van hier te zijn. Maar het toppunt van heel de historie is dat bijna niemand hier in de verenigingen van geboorte uit Lot komt. De meeste zijn inwijkelingen op één of andere manier.’

Hoe ver reikt het kijken? Hoe ver moet je teruggaan om op het punt uit te komen van wat oorspronkelijk is, het punt net voor de verandering begon? Welke herinneringen moet je hebben om oorspronkelijk te zijn? Het zijn onmogelijke vragen. Het startpunt is voor iedereen individueel en ligt bij het moment dat mensen zelf een ervaring beginnen op te bouwen: toen ze er geboren werden, er kwamen werken of wonen en op die plek hun leven begonnen te boetseren. Alles wat erna komt, is eigen herinnering. Wat ervoor ligt, is abstracte geschiedenis, onkenbaar dus ondenkbaar ver. We zijn amper in staat om over onze eigen generatie heen te kijken, waardoor we ons eigen punt van aankomst als absoluut beschouwen. 

 Het toppunt is dat bijna niemand hier in de verenigingen van geboorte uit Lot komt. De meeste zijn inwijkelingen op één of andere manier.

Dat maakt ons behoudsgezind ten opzichte van wat nieuwer is dan onze vroegste herinneringen. We zien niet dat we zelf deel uitmaken van de permanente verandering van de plek. De jaren 1960 van de eerste Marokkaanse families die in Halle de moskee stichtten. De rustige jaren 1980 toen een aantal mensen samen met Mieke het buurthuis oprichtten, toen Lot een dorp was op de drempel tussen haar industriële verleden en voorstedelijke toekomst, op het moment dat de industrie verdween, en de cafés en winkels ook. 

De stilte was de leegte van het tussenmoment toen de rust even weerkeerde, maar ze ook leegte en gemis werd. Dat tekent de blik. Voor 1984 was er een ander Lot, het industriële dorp langs het kanaal tussen Brussel en Charleroi, met wijken voor de arbeiders rond de fabrieken die nog niet zelf tot woningen waren omgevormd. Toen was het er ook luid. In de textielfabriek van Scheppers bijvoorbeeld waarnaar in 1865 veertig families vanuit Steendorp nabij Temse als migranten met de trekschuit naartoe trokken en er intrek namen in de Carré aan het Breeveld en hun kinderen de kinderen van Lot werden omdat ze er geboren werden. Nog daarvoor aan het begin van de 19e eeuw was Lot een gehucht in het moeras van de Zenne, maar dat weet niemand meer.

Kinderen van Lot 

Het gebrek aan een inzicht en je eigen plaats in de loop van de geschiedenis hoeft niet altijd een probleem te zijn. Soms maakt het de dingen ook zachter. Toen de kinderen van Mieke intussen bijna 40 jaar geleden in Lot naar school gingen, gingen er ook de eerste kindjes van Marokkaanse afkomst naar school. Omgekeerd was de zoon van Moustapha de eerste jongen van buitenlandse komaf in zijn school in Halle. Intussen is een groot deel van die jongeren in Halle Nederlandstalig en zoeken zij net zo hard als andere jongeren uit Halle naar een betaalbare woning in de buurt. ‘De nieuwe generatie is hier opgegroeid’, zegt Akkouh. ‘Ze maken deel uit van de stad en zijn net zo hard op zoek naar ruimte om te leven zoals iedereen.’

Wat in de jaren 1980 opvallend was, is nu gewoon. De kinderen van verschillende nationaliteiten spelen samen op school in Lot. Ouders praten met elkaar aan de schoolpoort. Hun kinderen zijn nu de kinderen van Lot. Ze zijn er geboren, of er toch al van heel jong bij. Tijd is de gelijkmaker voor wie als kind het gewicht van het verleden nog niet moet dragen en voor wie het herinneren nog maar net begint. Aan de tijd kunnen we niets doen buiten geduldig afwachten. Aan het maken van plaatsen als ontmoetingsplekken met lage drempels zoals een school, een buurthuis, een feest of andere plaatsen wel.

Lees ook

Samenleving & politiek
Luc Vanheerentals

Enkel online

Lees meer
Samenleving & politiek
Luc Vander Elst

November 2025

Lees meer
Samenleving & politiek
Tina Deneyer

November 2025

Lees meer
Samenleving & politiek
Luc Vanheerentals

November 2025

Lees meer