Via sociale media en met een haaknaald en warme wol zet deze BV – Bekende Vilvoordse – zich met haar vrijwilligerswerk actief in om meer kleur en leven in haar stad te brengen. Als je in het Maurits Duchépark in de Far-West een vrolijk gekleurde banner vol figuurtjes ziet hangen bij het speelpleintje, dan weet je dat Fatima Ualgasi in de buurt is geweest. Yarnbombing – een vorm van street art die objecten in de openbare ruimte decoreeert – is haar ding. Het is haar manier om meer warmte en zachtheid in Vilvoorde te brengen.
Vanwaar die missie?
‘Yarnbombing is heel toevallig op mijn pad gekomen. Ik had in de bibliotheek een boek over deze kunstvorm uitgeleend en de bibliothecaresse vroeg me of ik daarin geïnteresseerd was. Ze gingen net een groep oprichten. Wilde ik niet meedoen? Ja, dat wilde ik wel. We hebben toen de jeugdbibliotheek aangekleed met haakwerk. Ik leerde er nieuwe mensen kennen, ook iemand van het Huis van de Mens hier in Vilvoorde. Zij heeft het Yarnbombing Café in gang gezet. Elke vrijdag komen we samen.
Wat ik heel leuk vind aan onze haakgroep is dat we echt inclusief zijn. We hebben iemand die in een rolstoel zit, twee jonge Marokkaanse meisjes,… Het gaat om méér dan haken alleen, we zijn een mensenrechtenorganisatie. Zo hebben we bijvoorbeeld een regenboogvlag gehaakt, die vorig jaar helaas vernield is. Da’s heel jammer natuurlijk, maar toch wil ik positief blijven. We blijven nieuwe projecten bedenken en uitvoeren. We zijn bijvoorbeeld van plan om in de toekomst iets te doen rond de Salangaanbrug. Ik geef ook twee namiddagen per maand haakworkhops. Haken is iets wat ik kan doen, want mijn lichaam werkt niet altijd mee.’
Wat is er mis met je gezondheid?
‘Ik heb de pech dat ik niet één, maar twee chronische ziektes heb gekregen. Dat zorgde ervoor dat ik mijn werk als bibliothecaris niet meer kon doen. In een ver verleden studeerde ik Germaanse filologie aan de VUB en daarna volgde ik een bibliotheekopleiding. Ik werkte een aantal jaren bij de documentatiedienst van 11.11.11 en het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie. Zalig vond ik dat.
Tot ik door mijn gezondheidsproblemen – ik had een ernstige vorm van bloedarmoede en sarcoïdose, een ziekte die voortdurend ontstekingen in je lichaam veroorzaakt – niet langer kon werken. Daarna werd het echt heel moeilijk. Ik was continu doodmoe. Er kwamen slaapaandoeningen als rusteloze benen en slaapapneu bij. De vermoeidheid verergerde de ontstekingen en zo raak je in een vicieuze cirkel. Mijn leven is toen helemaal veranderd. Het heeft me een zware depressie gekost. Ik ben een tijdje opgenomen in een psychiatrische afdeling, en ik ben ervaringsdeskundige in armoede geworden.’
Hoe is dat gebeurd?
‘Ik heb lang met die depressie geworsteld. En als je niet meer kan werken, dan gaat het snel. Ik heb nog geluk: ik woon in het huis van mijn grootouders. Ik heb een Marokkaanse vader die vrij snel uit beeld was. Mijn grootouders hebben me opgevoed. Ik heb roots in vier landen. Er is mijn Belgische moeder, Marokkaanse vader en dan ook nog mijn grootmoeder, die uit een Duitstalig gezin in het toenmalige Tsjechoslowakije kwam. Na de oorlog zijn de meeste Duitsers in landen zoals Tsjechië verdreven. Haar familie kwam terecht in de buurt van Berlijn, in het vroegere Oost-Duitsland. Om de twee jaar gingen we daar op bezoek. Ik ben er vaak geweest, heb een sterke band met Duitsland.
Duits was eigenlijk mijn tweede taal. Daarom ging ik Germaanse filologie studeren. Om maar te zeggen hoe belangrijk mijn grootouders voor mij zijn geweest… Ik heb hun huis geërfd. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik niet dakloos ben geworden. Ik ga niet graag naar Brussel. Als ik de daklozen zie in het Centraal Station, komt het allemaal te dichtbij. Hier in Vilvoorde zijn er ook daklozen, maar ze vallen minder op. Armoede wordt vaak gecamoufleerd. Mensen doen er alles aan om onzichtbaar te maken dat ze arm zijn. Uit schaamte. Als je bij de voedselbank op je beurt staat te wachten, dan zie je veel. Je wil niet weten hoeveel mensen er in onze stad op de rand van de armoede leven. Maar één tegenslag tussen ‘net nog’ en ‘niet meer’; zo snel kan het gaan.’
Armoede kan iedereen overkomen. Veel mensen beseffen dat niet.
Ondertussen spreek je er zelf redelijk open over.
‘Ik heb hier niet voor gekozen, dit is mij overkomen. Ik heb mijn geld niet langs ramen en deuren naar buiten gesmeten. Het kan ons allemaal overkomen. Veel mensen beseffen dat niet. Ik vind het belangrijk dat je toch kan deelnemen aan de maatschappij, al ben je arm. Iedereen moet zijn stem kunnen laten horen.
Da’s een van de redenen waarom ik de Facebook-groep Vilvoordse Politiek heb opgericht. Er bestonden al wel groepen voor inwoners van Vilvoorde, maar daarin mocht niet over politiek worden gepost en dat vond ik jammer. Het is toch een belangrijk onderwerp. Die groep heeft haar nut. Ik weet dat ze gevolgd wordt door lokale politici en dat die zo ook wel oppikken wat de vragen en bezorgdheden van mensen zijn. Daarna heb ik nog een aantal groepen en een pagina voor Vilvoorde opgericht. Het is eigenlijk een uitvloeisel van wat ik vroeger betaald deed: informatie verspreiden. Ik zie of lees dingen en ik deel ze. Dat was ook mijn job als bibliothecaris, alleen doe ik het nu onbetaald als vrijwilliger. Die FB-groep is eigenlijk een beetje het begin geweest van mijn ‘bekendheid’ in Vilvoorde.’
Welke thema’s wil je nog aankaarten?
‘Wat mij op dit moment sterk bezighoudt, is de hervorming van het volwassenenonderwijs door minister Zuhal Demir. Die heeft beslist dat er voor ‘hobby-opleidingen’, zoals ze dat noemt, geen sociaal tarief meer wordt voorzien. Dat betekent voor iemand als ik dat de prijs niet ×3, maar ×10 gaat, wat ik uiteraard niet kan betalen. Van 42 naar 486 euro inschrijvingsgeld? Da’s uitsluiting.
Toen ik in die zware depressie zat, ben ik recht gekrabbeld door me te richten op de dingen die ik nog wél kon. Ik hoor het van meer mensen die te maken krijgen met zware gezondheidsproblemen: je hebt niet veel keuze. Het is ofwel je helemaal laten gaan, ofwel proberen ervan te maken wat je nog kan. Ik ben opnieuw beginnen studeren, kunstgeschiedenis. Dat was mijn oorspronkelijke studiekeuze, maar het werd me door het toenmalige PMS afgeraden ‘omdat ik daar geen werk mee zou vinden’. Na twee jaar moest ik stoppen, uit geldgebrek. Ik ben dan naailes gaan volgen. Ik kan nu perfect zelf mijn kleding maken. Ik heb al eerdere lessen gevolgd, maar het volgende jaar? Dat kan ik dankzij minister Demir niet meer betalen. Een aantal mensen hebben intussen geld voor mij ingezameld, dus ik kan het nog één jaar doen, maar daarna? Da’s een open vraag.
Terwijl die lessen héél belangrijk zijn. Niet alleen voor mij, maar voor veel mensen. Ik vind het een onbegrijpelijke beslissing, ook al omdat het heel arbitrair is. Neem nu de opleiding houtbewerking. Die is zogezegd wel nodig om mensen te ‘activeren’, terwijl ik een heel aantal mensen ken die die richting louter en alleen als hobby doen. Waarom is een opleiding textiel geklasseerd als pure liefhebberij en houtbewerking niet? Als wij een duurzamere economie willen waarin meer mensen kleren kunnen herstellen in plaats van altijd maar nieuwe te kopen, dan is de opleiding broodnodig. En dan heb ik het nog niet over andere aspecten van het volwassenenonderwijs. Voor velen is dat een uitlaatklep, voorkomt het een burn-out of helpt het om een eigen netwerk uit te bouwen. Voor mij is het een lifeline. Die hervorming moet er komen om niet-werkenden te activeren, wordt gezegd, maar wat met mensen zoals ik? Je moet minimum tien uur per week kunnen werken om deel te kunnen nemen aan het arbeidscircuit. Ik kan dat soms, maar niet elke week, niet als mijn ziekte opflakkert.
Ik wíl heel graag werken en mij inzetten voor de maatschappij, maar ik kan dat niet in het tempo dat in deze maatschappij wordt verwacht. En zoals ik zijn er meer.’
Er is toch nog een verschil tussen maken wat ervan te maken valt en actief burgerinitiatieven oprichten zoals jij doet?
‘Ja. Ik hoop een verschil te kunnen maken. Ik denk dat we zelf heel veel kunnen doen om de wereld rondom ons een stukje beter te maken. Ik probeer dat toch. Da’s iets dat ik van thuis heb meegekregen. Mijn grootmoeder was ook iemand die altijd voor iedereen klaarstond, zij is in dat opzicht een rolmodel voor me. Het leven is niet altijd gemakkelijk, weet ik uit ervaring. Door mijn afkomst, door het overgewicht dat ik van jongs af aan heb, door mijn ziekte. Door heel wat factoren krijg ik nogal eens met vooroordelen te maken. Toch heb ik ervoor gekozen om positief te blijven. Geef toe: eigenzinnig, creatief, letterverslaafd,… dat zijn toch allemaal goede eigenschappen?’