Vijfentwintig jaar geleden stapten jullie voor het eerst het podium op. Wat was de vonk die het Brussels Volkstejoêter deed ontstaan?
‘Het eerste zaadje werd in 1994 geplant, met het Gala van de Academie van het Brussels in het toenmalige Lunatheater. Er werden toen een aantal sketches in het Brussels gespeeld en dat bleek een groot succes. Voor zowel het publiek als de Academie zelf smaakte het naar meer. Voorzitter van de Academie Jef De Keyser en acteur Jef Burm gingen op zoek naar auteurs en acteurs die mee wilden werken aan een toneelgezelschap dat uitsluitend in het Brussels zou spelen. In 2000 werd het Brussels Volkstejoêter opgericht en twee jaar later brachten we met Bossemans en Coppenolle onze eerste productie op de planken.’
Hoe ziet die balans er vandaag uit, een kwarteeuw later?
‘Intussen hebben we 33 producties gespeeld, goed voor bijna 300.000 toeschouwers. Niet slecht voor een gezelschap dat zo goed als volledig op vrijwilligers draait. Onze werking is semi-professioneel: acteurs en medewerkers zijn vrijwilligers, maar we hebben professionele begeleiding en een kleine kernploeg. Sinds 2013 zijn we ingebed in de koepel Brusseleir!, waardoor de theaterwerking, de academische werking en bredere culturele initiatieven duidelijk samenhangen.’
Jullie begonnen met komische klassiekers in het Brussels. Hoe is dat verhaal breder geworden?
‘De eerste producties waren deurenkomedies in het Brussels dialect. Het doel was: het Brussels bewaren via theater. Maar al snel zijn we repertoire in vertaling gaan spelen. Daarmee hebben we bewezen dat Brussels geen curiosum is, maar een volwaardige toneeltaal. Vanaf 2008 zijn we ook tweede producties gaan maken die meer de diepte in gingen: zwarte komedies, gelaagd theater. Vandaag spelen we elk seizoen twee stukken die elkaar aanvullen in toon en stijl. Dat maakt ons sterker en aantrekkelijker voor een breed publiek.’
Veel gezelschappen zijn blijven steken in deurenkomedies. Hoe hebben jullie de lat hoger gelegd?
‘Door nooit gemakzuchtig te kiezen. We selecteren stukken niet omdat er toevallig tien spelers nodig zijn, maar omdat ze iets betekenen in ons repertoire. We laten ons begeleiden door regisseurs en coaches die ons uitdagen. Daardoor spelen we vandaag beter dan tien jaar geleden. Kwaliteit is de enige manier om 25 jaar te overleven.'
Brussel is vandaag superdivers. Wat betekent dat voor een gezelschap dat in het dialect speelt?
‘Brussel internationaliseert razendsnel, dialecten dreigen ondergesneeuwd te raken. Toch merken we dat het Brussels nog steeds aanspreekt, ook bij jonge generaties en mensen uit de Rand. Maar we mogen niet ontkennen dat het Brussels het moeilijk heeft. Net daarom staan we open voor nieuwe invloeden: soms sluipen Franse of Engelstalige woorden binnen, afhankelijk van de context van een stuk. Dat is geen verarming, maar een verrijking. Tegelijk blijven we trouw aan de eigenheid: de typische uitdrukkingen, de mentaliteit, de humor van de Brusselaar. Dat DNA moet overeind blijven.’
Jullie trekken opvallend veel volk in de Rand. Hoe verklaar je dat succes buiten de hoofdstad?
‘De Rand is de voorbije decennia verstedelijkt. Veel Brusselaars zijn er gaan wonen. Die mensen houden van het Brussels. Soms loopt het in de Rand zelfs vlotter dan in de stad zelf. We kunnen in de Rand rekenen op een trouw publiek en een aantal gemeenschaps- en cultuurcentra die onze voorstellingen telkens programmeren.’
Dit jubileumjaar vieren jullie met meer dan een feestje. Wat staat er op het programma?
‘Naast de expo in het Archief en Museum van het Vlaams Leven in Brussel, die later rondreist, vieren we met een feestvoorstelling Nen Druum in de Zoumernacht, een Brusselse bewerking van Shakespeares A Midsummer Night’s Dream door onze vaste waarde Claude Lammens. Geen evidente keuze, maar perfect om te tonen dat het Brussels ook literair theater aankan. Op 6 december is de première, met een mix van oude getrouwen en nieuwe gezichten. Precies wat Brussels Volkstejoêter vandaag is: traditie én vernieuwing.’
Meer info over de expo en voorstellingen vind je hier.
De expo 25 jaar BVT is tot 14 november 2025 te bezoeken in het Archief en Museum voor het Vlaams Leven in Brussel. Vervolgens verhuist ze naar het Huis van de VGC-Raad, Zinnema in Anderlecht en GC de Zandloper in Wemmel.