01 okt '23

De kleine republiek
tussen de grenzen

6162
door Koen Demarsin
Zij die langs de grens woonden, gaven er soms een naam aan. Zoals Bever. In het Frans Biévène. Het dorp heeft een naam als een grens: beven – grens in het Keltisch – de taal van onze voorouders vooraleer de Germaanse en Romaanse talen het hier overnamen.

Bever was altijd iemands grens en altijd iemands verste uithoek. Dat zit hem in de genen. Daar op de grens tussen verleden en vandaag, tussen Nederlands en Frans begint onze tocht langs de taalgrens.

Grensgeval met gehuchten

‘Ik ben in 1943 geboren, dus ik was er twintig toen’, zegt Georges Sauvage over het moment waarop de taalgrens werd vastgelegd. Hij weet het nog goed. Het leven kreeg voor hem net vaste vorm. Pas afgestudeerd als onderwijzer lag voor hem een carrière in het onderwijs in het verschiet. Hij volgde zijn opleiding in Bergen, in het Frans. Na zijn studies ging hij lesgeven en werd hij leraar in Lessen, waar hij ook zijn middelbaar had gelopen. In de jaren 80 klom hij op tot schooldirecteur, dit keer in Gellingen. Lessen en Gellingen, twee Henegouwse dorpjes niet ver van de taalgrens, net als Bever, het dorp waar Sauvage werd geboren. Die gang van zaken was tot begin jaren 60 voor veel Beveraars niet ongewoon. Georges was het product van zijn omgeving. Hij sprak het Brabantse dialect uit zijn dorp en Frans op de school, en was tweetalig zoals zovelen van zijn generatie uit Bever, zijn dorp op de taalgrens.

Dat Bever een grensgeval was, bleef niet zonder gevolg. Bever, zo oordeelde de Belgische regering op basis van vooronderzoek van de commissie Harmel, hoorde niet langer bij het Waalse Henegouwen, maar eerder bij Brabant en wel aan haar Vlaamse kant. Zo gebeurde het dat Bever op 8 november 1962, na negen eeuwen deel te hebben uitgemaakt van Henegouwen, terugkeerde naar Brabant. Lessen, waar Sauvage naartoe pendelde, bleef Waals en heet vandaag Lessines, Gellingen Ghislenghien.

Comijn, Romont, Burght, Bloemendaal. Aardige namen hebben de gehuchten van Bever, maar verwarrend voor buitenstaanders. Als ik door de velden loop, ligt Torrezeel zowat overal: voor, achter, links, rechts. Alleen de kapelletjes op de kruisingen bieden enige oriëntatie. De straten werden minder belangrijk dan de gehuchten. De mensen die er woonden, vergaten zelfs hun namen en zochten een uitleg waarom die verdwenen. Zo wordt sabotage tegen de Duitsers genoemd als reden waarom er straatnaamborden verdwenen, al verhullen zulke fabels de ware toedracht waarom dat hier zo is: de oorspronkelijke gerichtheid op het gehucht en de familie.

In de gehuchten groeperen de hoeves zich vaak rond een kapel of een kruis met errond het bewerkte land. Aan het hoofd van de boerderijen stonden vroeger gezaghebbende vaders. ‘In dat gehucht moet ge zien dat ge iemand hebt, en in dat gehucht ook en daar ook, want da’s een grote familie hé. Als ne patriarch dan iets beslist, deed heel de familie hetzelfde’, zegt Simon Driscart, oud-burgemeester van Bever over de tijd toen hij voor de verkiezingen op ronde ging. ‘Ze kwamen soms vragen: wa peisde, voor wie zou ’k stemmen? Dat was een beetje een leenstelsel.’ Driscart vertelt verhalen uit andere tijden, al liggen die maar 40 jaar achter ons. Het gezag van de vaders verwaterde met de boerenstiel die minder belangrijk werd. Maar toen de taalgrens werd vastgelegd, woonden hier mensen die van hun omgeving afhankelijk waren en die de plek generatie op generatie doorgaven, samen met de grond en de gewoonten. Ook de tongval gaven ze door, waardoor de taal van de buurt samenviel met de taal van de families. Het is dan ook nooit gelukt om hier een duidelijke grens te trekken tussen de talen. Al lopend door de gehuchten wordt het duidelijk hoe hachelijk die oefening was. Iedereen sprak hier wat hem uitkwam, afhankelijk van zijn kennis en sociale stand: Brabants, Waals en als bindtaal met vreemden en gegoeden: Frans.

De enquête

Door de taalgrens expliciet te benoemen, werd bovendien de overgangszone tussen Romaanse en Germaanse talen in vraag gesteld. Wat een dynamisch gebied was, werd statisch. Al zorgde het vastleggen landelijk voor duidelijkheid, doordat ze een verschil beklemtoonde dat voorheen lokaal niet zo uitgesproken was, kreeg de komst van de taalgrens voor een kleine gemeente als Bever een wrange nasmaak. De Beveraars moesten zich naar de nieuwe regeling verhouden. Naar verluidt ging er in de dagen voor de overheveling naar Brabant een enquête rond als reactie op de overheveling. ‘De mensen van Bever waren niet tevreden’, zegt Sauvage. ‘Ze hadden gevraagd om in Henegouwen te blijven. Daar is een referendum over geweest, zo hebben ze mij verteld, waarin rond 95% van de Beveraars vroeg om in Henegouwen te blijven.’ Ze waren er per slot van rekening al honderden jaren thuis en dat had nog niet tot noemenswaardige problemen geleid. Dat alles is naar verluidt, want hoewel een aantal Beveraars die deze dagen meemaakten het bestaan van de enquête bevestigen, blijft ze voorlopig onvindbaar.

Het echte protest was voor elders, voor het naburige Edingen al ging het er in vergelijking met andere plekken als Voeren of Komen zacht aan toe. ‘De manifestaties waren in Edingen, vooral in Mark en de mensen gingen daar naar toe’, zegt Driscart, zelf 21 toen de grens werd vastgelegd. ‘Ik ben van 1941. De wet is gestemd op 8 november 1962. Dat was het eerste jaar dat ik lesgaf.’ Naast burgemeester werd ook hij eerst leraar, een uitweg voor wie hier toen hogerop wou. ‘Dat was meer een kermis hé’, zegt hij verder. ‘Want ze maakten liedjes. Des vrais marcquois, on va rester. Dat was folkloristisch en iedereen zong mee. En daarna was er onder een tent een soort fancy fair en dat was alles.’

Tweetalig tussengebied

Intussen ging in Bever het leven gewoon verder. Nog altijd bleven dialecten de omgangstalen, Nederlands en Frans de bestuurstalen. Nog steeds gingen de mensen naar de markt in Lessen of Edingen in Henegouwen of in Geraardsbergen in Oost-Vlaanderen. Brabant, waar de gemeente vanaf dan toe behoorde, bleef wat op afstand en onbekend.

Dat Bever dankzij de toegestane faciliteiten in zekere zin tweetalig tussengebied bleef, zorgde voor stabiliteit en zolang die consensus behouden kon worden, was Bever bereid om mee te bewegen, ook al verschoven de grenzen. Van die faciliteiten lijken de inwoners formeel niet veel gebruik te maken. Tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen werden er slechts vijf oproepingsbrieven in het Frans gevraagd. Verder zijn er niet echt cijfers. Het aantal vragen aan het loket in het Frans wordt niet geteld.

Toch zijn de faciliteiten hier even goed als in andere faciliteitengemeenten een principekwestie, al gaan de principes hier minder over het vrijwaren van de persoonlijke taalrechten of die van een deelgemeenschap, maar eerder over de mogelijkheid om de taal naar keuze te kunnen gebruiken door mensen die in zijn geheel tot dezelfde gemeenschap behoren, als ze dat zouden willen. ‘De twee talen is symbool van de vrijheid van de Beveraar’, zegt Sauvage. ‘Hij spreekt wat hij wil. Wilt hij Vlaams spreken, hij spreekt Vlaams. Wilt hij Frans spreken, hij spreekt Frans. En dat blijft zo.’

De vrijheidsdrang vertaalt zich in Bever in een taalpragmatiek, maar ook in een aversie ten opzichte van taalprofilering. De plaatselijke vrijheidsdrang reikt verder en daarbij lijkt het vaak zelfs niet eens meer over taal te gaan, maar vooral over de intussen gekweekte argwaan tegenover bemoeienis van buitenaf en van hogerhand die de integriteit van de taalgemengde boerengemeente komt bedreigen. Bever stapte niet mee in het stiltegebied waar het omliggende Galmaarden en Geraardsbergen wel deel van uitmaken en ook de mogelijke oprichting van een landschapspark kon van meet af aan niet op de goedkeuring van Bever rekenen. Bever is gehecht aan haar landbouwgrond en de geschiedenis heeft de Beveraars oplettend gemaakt.

Boeren

‘De verwezenlijking van mijn legislatuur’, zegt Dirk Willem trots als we tegenover elkaar zitten in de nieuwe feestzaal van de gemeente. ‘Zelf gezet door de werkmannen tijdens corona.’ Buiten gezag wordt ook werk hier niet zomaar uitbesteed. Sommige politici zijn inwijkelingen. Dirk Willem is er zo een, hij werd schepen en burgemeester. Vanuit het venster kijken we op het kerkhof, een veld met een tiental koeien en het voetbalveld. Ook sommige boeren zijn inwijkelingen. Ook dat is Dirk Willem. ‘Je hebt het al gehoord, ik spreek geen Nederlands’, zegt hij zonder omwegen. ‘Eigenlijk ben ik een West-Vlaming, geboren in Nieuwpoort. Mijn ouders waren landbouwers met acht kinderen. Hun boerderij was te klein geworden en toen ik elf maanden was, zijn we naar Wallonië verhuisd, naar Gondregnies, een kleine gemeente van 100 inwoners, deelgemeente van Bassilly. Daar kon mijn vader een boerderij huren van een comtesse. Dat was normaal in die tijd. De grote boerderijen wieren door Vlamingen overgenomen.’ Het was de tijd dat vele Vlaamse boeren de oversteek naar Wallonië maakten. In Vlaanderen waren de uitbreidingsmogelijkheden beperkt en werd veel landbouwgrond opgeofferd aan grote infrastructuurprojecten, zoals de uitbreiding van de haven van Antwerpen of de aanleg van de snelwegen of nieuwe verkavelingen buiten de steden. Door de stenen groei van Vlaanderen werd de grond er voor de boeren schaarser en duurder.

Doordat Vlaamse boeren nog vaak grote gezinnen hadden, was er weinig mogelijkheid om hun kinderen bestaanszekerheid te garanderen, waardoor uitwijken een van de enige opties bleef. Ze kwamen terecht in Wallonië waar er voor vele boerderijen geen opvolging was, waar de families kleiner waren en de opvolgers gemakkelijker een baan zochten in de industrie.

‘Daar waren agentschappen, vooral aan de kanten van Ronse enzo, die Vlaamse boeren aantrokken in de streek, ook in Bassily’, zo herinnert Driscart zich. ‘Ik heb hier mensen gekend van de kanten van Roeselare en Hooglede, die hier zijn komen boeren. Je merkte dat de Vlaamse boeren meer naar mekaar trokken, gaan kaarten in de winter of met nieuwjaar wafels eten. Als gamin heb ik nooit een Waalse boer op bezoek weten komen. In het begin was er weinig contact. Waarom? De taal hé! De Waalse boeren in Silly verstonden geen Vlaams en mijn vader dat was oui, non, peut-être en dat was al. Achteraf ging dat beter, maar de eerste 10-15 jaar was er niet veel contact.’

In den vreemde zochten de Vlaamse boeren steun bij elkaar. Zo ontstonden er netwerken en uiteindelijk ook de vereniging van Vlaamse boeren in Wallonië die geregeld naar Halle op bedevaart trok. Hun kinderen gingen in Wallonië naar school. ‘Thuis met de broers en zuster spraken we West-Vlaams. Ik ben direct in het Frans begonnen. Dat was bij de nonnen in Lombise. Ik heb altijd in het Frans naar school geweest. Ik kan me beter uitdrukken in het Frans dan in het Vlaams. Het West-Vlaams was geen probleem, maar het Nederlands…’ Zo verging het vele boerenkinderen. Ze waren de tweede generatie migranten, de eerste om zich te assimileren en de eerste met twee culturen. Via een omweg kwam Willem in Bever terecht. Eind 1983 moest zijn familie weg uit de boerderij in Gondregnies en in Bever kwam de boerderij van oud-burgemeester Goorickx te koop, ook een boer. Willem werd na West-Vlaming en Waal ook Beveraar in Vlaanderen. Omzwervingen maken identiteiten relatief.

Dirk Willem heeft grond langs de twee kanten van de grens en dat laat zich voelen. ‘Ook in Wallonië moet je als boer het veld ploegen en zaaien, maar de wetgeving is er totaal anders. Pak nu dat je 20 ha grond hebt en 200 beesten. Je moet zien dat je mest van 200 beesten afzet en dat je genoeg hebt om de velden te voeden. En er is een maximum tonnage per hectare. In Wallonië kan je makkelijker met je buur wisselen. Degene die geen beesten heeft, heeft veel te veel hooi. Ze mogen strooi met mest verwisselen, wat gemakkelijk is. Het zou beter gaan als het nationaal geregeld zou zijn, de landbouw, dan konden we mest voeren naar Bassily. Maar het zijn twee wetgevingen en dat maakt veel kapot. In Vlaanderen is denser gebouwd, Wallonië is uitgebreider. In West-Vlaanderen zitten ze met varkens en varkens en varkens. Ze moeten zien dat ze mest uitvoeren naar Wallonië, daar vragen ze niet liever. Daar zou iedereen content mee zijn, maar de wetgeving laat dat niet toe. Het is 35 jaar dat we stro kopen van een boer in Mark, maar hij doet dat liever niet, want hij kan wisselen. Hij heeft liever mest. Hij verkoopt het nog omdat we kameraden zijn. Dat is het verschil tussen Vlaanderen en Wallonië, maar de boeren komen goed overeen.’

Wanneer ik met Simon Driscart buiten Romont over de taalgrens wandel richting Abeele, wijst hij naar een boerderij in de verte. ‘Daar woont een Vlaamse boer’, zegt hij. Oudere bewoners en boeren kennen elkaars afkomst, maar de relevantie daarvan lijkt beperkt. De boeren bewegen zich gemakkelijk langs de grens. De Vlaamse boeren hebben hun weg in Wallonië gevonden, de vereniging van Vlaamse boeren lijkt intussen overbodig geworden. Dirk Willem heeft er geen weet meer van en geen nood meer aan.

Ondanks de drang om het Beverse bestaan te vrijwaren – de eigen omgang met taal en het boerenbestaan – verandert de gemeente. Een enkele boerderij huisvest een hondenpension, andere hoeves werden woningen. Uiteindelijk bewerken ook hier minder boeren meer land en maken koeien plaats voor een huiselijke dierenstapel. De woonhuizen krijgen veranda’s en de erven zwembaden, de weides paarden, alpaca’s en struisvogels. Ook in Bever komt de wereld binnen, al is het eerst via de dieren. Dat is hier de logica. De rest volgt.

Waterscheiding

Wanneer ik Bever achter mij laat, ga ik over Romont richting Abeele. In het noorden ligt het Pajottenland. Het lijkt ver weg. In het zuiden ligt het Pays des Collines. In het westen de Vlaamse Ardennen. Dezelfde formatie van heuvels en dalen zijn elkaars verlengden in een ander (taal)gebied. Bever ligt ertussen. Van hieruit bevloeien enkele beken de Dender en de kleinere rivier Mark. Romont ligt hoog, errond stroomt alles naar beneden. Zo levert Bever water aan noord en zuid. Ook hydrografisch kan Bever niet kiezen en duwt ze zichzelf naar het midden. Ze vormt haar eigen waterscheidingslijn. Ooit komt Bever weer eens aan een andere kant van een grens terecht. Ook dan zullen de mensen hier zeggen: we doen het op onze manier. •

 

Meer info:
https://cagnet.be/page/ vlaamse-boeren-waarom.
https://www.knack.be/nieuws/belgie/onderwijs/waarom-10-000-waalse-jongeren-in-vlaanderen-naar-school-gaan/