01 dec '23

De langste steenweg
loopt naar Luxemburg

1935
door Luc Vander Elst
Met zijn 192 km is de N4 de langste nationale weg van België. Hij loopt van Brussel naar het zuiden en eindigt in Luxemburg. Onderweg doet hij Namen, Marche-en-Famenne, Bastenaken, Aarlen en het grensdorpje Martelange aan. In de Vlaamse Rand loopt de N4 bijna 9 km over het grondgebied van Overijse.

De N4 was vroeger een belangrijke verkeersader. Het eerste deel tussen Brussel en Overijse werd al aangelegd in de eerste helft van de 18e eeuw. Later volgde de verbinding met Namen en nog later die met Marche-en-Famenne. Pas tussen 1815 en 1830 volgde het laatste stuk naar Aarlen en Luxemburg. De aanleg van de E411 in 1990 nam veel verkeersdruk van de N4 weg.

Dertig jaar onzekerheid

We beginnen aan onze tocht over de N4 of Waversesteenweg op de grens met Waals-Brabant, in Tombeek, en rijden door een bosrijk, landelijk en heuvelachtig stukje Vlaamse Rand op een weg met twee rijvakken en langs beide kanten vrijliggende fietspaden. Bij het binnenrijden van Vlaanderen vind je bushalte Sanatorium. Die verwijst naar het sanatorium Joseph Lemaire dat langs de N4 ligt.

Het sanatorium van de hand van architect Maxime Brunfaut stamt uit 1937 en is beschermd erfgoed. In 1987 had het gebouw geen functie meer en volgde een periode van drie decennia aan leegstand, speculatie en onzekerheid over de toekomst van het domein. Verschillende projectontwikkelaars lieten er de wildste plannen op los. Na een decennialange zoektocht naar een evenwicht tussen rendement en erfgoedwaarde hakte toenmalig minister van Onroerend Erfgoed, Geert Bourgeois, in 2011 de knoop door.

Vanaf 2017 heeft het sanatorium een nieuwe invulling als woonzorgcentrum met 127 kamers en 24 assistentiewoningen. Wat verderop, aan de rechterkant, is één van de volgende opvallende gebouwen een gesloten hoeve. De hoeve Terdeck is beschermd erfgoed en huisvest een kapelletje in haar lange gevel. Vandaag kun je er hoevevlees kopen, rechtstreeks van de teler.

Trompe l’oeil

Ingekapseld tussen twee kasseimuurtjes daalt de Waversesteenweg af naar het centrum van Overijse en bij de verkeerslichten op de kruising met de N253 of Dreef valt recht voor ons meteen kasteel d’Isque op. Het kasteel is eigendom van het gemeenschapsonderwijs en huisvest een school. Aan weerszijden van dit drukke kruispunt zitten er trouwens scholen. Verkeersveiligheid is hier een must. En met die verkeersveiligheid gaat het de goede richting uit. Aan de overkant heeft de Vlaamse Landmaatschappij in het kader van het landinrichtingsproject IJsevallei de IJse opengelegd met een vrijliggend fietspad ernaast. Het domein rond het kasteel d’Isque werd volledig op een natuurlijke wijze heringericht. De vroegere visvijver kreeg een natuurlijk profiel, waardoor er veel meer water kan worden opgevangen en gestockeerd. Er werd opnieuw een poel aangelegd en de wandelmogelijkheden zijn er uitgebreid. Bij het voormalige paviljoen van het domein werden de archeologische achtergronden blootgelegd en beter zichtbaar gemaakt.

De N4 kronkelt zich langs het beschermde dorpscentrum van Overijse.

Van de vele elektriciteitscabines die vroeger op de hoek van het kruispunt stonden, blijven er slechts een paar over. De overige werden discreet samengebracht achter een beplantingsgordel op het domein zelf. De laatste elektriciteitscabines gaan dankzij een opmerkelijke street-art creatie op in de mooi gerestaureerde historische muur van het domein. Een trompe l’oeil van hoog niveau. Het project IJsevallei loopt nog enkele jaren door en zal de IJse en de IJsevijvers in Overijse en Hoeilaart beter en natuurlijker inrichten, zodat Overijse, Hoeilaart en de omliggende gemeenten de volgende decennia minder geconfronteerd zullen worden met wateroverlast. Het landinrichtingsproject is ook een mooie voorafname op de realisatie van het recent goedgekeurde nationale park Brabantse Wouden.

Koers

Dan komen we aan de beruchte S-bocht van Overijse die zich om de Sint-Martinuskerk krult en omgord is door een resem spraakmakende historische gebouwen; één van de redenen waarom de hele dorpskern van Overijse beschermd is als dorpsgezicht. De meest opvallende historische panden zijn De Bonte Os en de voormalige markthal. In de Bonte Os vind je sedert 2012 het bezoekerscentrum Dru!f met een interactieve tentoonstelling over de geschiedenis van de tafeldruif. Ook het toeristische infokantoor van Overijse heeft er zijn stek. Een ander opvallend historisch gebouw is de voormalige markthal uit de 14e eeuw op het hogere deel van het plein. Het was lange tijd het gemeentehuis van Overijse. De voormalige markthal werd grondig gerestaureerd in de jaren 1960 en is nu nog eigendom van de gemeente Overijse die er onder meer vergaderingen in organiseert.

Een opvallende figuur in het centrum is zeker ook Justus Lipsius, in 1547 geboren in Overijse. Hij heeft er een standbeeld midden op de parking van de S-bocht, officieel het Justus Lipsiusplein.

Wat nog meer opvalt in de S-bocht zijn de afbeeldingen van wielerlegendes op de muur langs de bocht. De S-bocht in de Brusselsesteenweg is immers één van de vele pittige bergskes, zoals de lokale kuitenbijters hun naamplaatje kregen, telkens netjes aangevuld met de lengte van de klim en het stijgingspercentage. De portretten van wielerlegendes als Eddy Merckx en Freddy Maertens illustreren dat het hier om ‘koers’ draait. De Brabantse Pijl en de Druivenkoers zijn lokale klassiekers, maar de heuvels van de Druivenstreek worden almaar vaker ingeschakeld als scherprechters in wielerwedstrijden met internationaal aanzien.

Solheide

Bergop rijden we Overijse uit en zijn de fietspaden jammer genoeg verdwenen. Rechts ligt het domein Solheide. In 1964 kocht de toenmalige provincie Brabant het druivenserrebedrijf en de villa van de familie Raussens om telers te informeren en de druiventeelt te demonstreren. Vanaf 1995 beheert de gemeente Overijse de achttien serres, waar je nog altijd terechtkunt voor gegidste rondleidingen of cursussen over de teelt van tafeldruiven. Je vindt er een stuk druivengeschiedenis, steun voor professionele telers en de kweek van streekeigen druivenplantgoed. Site Solheide zelf is vrij toegankelijk en ligt op het knooppuntennetwerk van de wandelroutes. De serres worden verhuurd aan particulieren. De serristenvilla Raussens is in privébezit en niet toegankelijk voor het publiek. Ze getuigt wel nog altijd van de welstand die de ‘glazen dorpen’ kenden tijdens de hoogconjunctuur van de tafeldruif.

Voorbij de kern van Overijse krijgt de N4 een minder idyllische uitstraling. Na de aaneengesloten bebouwing in de uitlopers van de dorpskern volgt een drukke steenweg met te weinig ruimte voor zwakke weggebruikers, weinig groen, veel bedrijven, de grootbouw van bedrijventerreinen en een aanhoudende reeks traditionele baanwinkels die niet zelden aan de basis liggen van het hartfalen voor het handelshart van de omliggende dorpen. Vanaf hier krijgen we het uitzicht van een traditionele steenweg.

Jezus-Eik

Op weg naar Jezus-Eik vinden we rechts hoeve Ten Weyngaert, een langschuur uit 1852, die vandaag één van de vier vestigingen van Cru herbergt. Verderop links in een meer vervallen toestand vinden we het eveneens beschermde erfgoed van villa Limpens met achterliggend park. Wat verderop valt dan weer de wijnton op bij wijnkelders Soniën. Pips Luppens is met pensioen, maar Soniën blijft als producent van lokale wijnen wel een belangrijke toeristische trekpleister voor de Druivenstreek.

We naderen de kerk van Jezus-Eik. Het fietspad stopt; er komen parkeerplaatsen voor in de plaats. De fietsjes die op de rijweg getekend zijn, moeten het dan zogezegd mogelijk maken om op de rijbaan te fietsen. Rechts zien we gemeenschapscentrum de Bosuil, terwijl de mooie Onze-Lieve-Vrouwkerk van Jezus-Eik voor ons opdoemt. Vooraleer de N4 samenspoort met de E411 rijden we door het gedeelte van de N4 dat vroeger massaal klanten lokte met zijn geuzeen kriekcafés, maar waar nu vooral restaurants met een internationale tint hun gasten ontvangen. Even verder rijden we Oudergem binnen en verlaten we de Vlaamse Rand.