01 mrt '21

Onderwijsarmoede
aanpakken in de praktijk

7366
door Gerard Hautekeur
In RandKrant december ontvouwde professor Ides Nicaise zijn veerkrachtplan tegen de groeiende onderwijsachterstelling. De hieronder beschreven projecten in de Rand zijn daarvan een concrete illustratie.

1. Schoolsprong in Zaventem

‘Een positieve band tussen de school en de ouders is erg bepalend voor de schoolloopbaan van het kind’, zegt onderwijsopbouwwerkster Els Van Imschoot van het Regionaal Instituut voor Samenlevingsopbouw (Riso) Vlaams-Brabant. Ze is actief in twee scholen in Zaventem met een hoge concentratie maatschappelijk kwetsbare leerlingen en werkt nauw samen met de gemeentelijke integratiedienst. Een scharniermoment in de schoolloopbaan is volgens haar de overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar.

‘Sommige ouders weten vaak onvoldoende wat hun kind in de kleuterklas leert. Met ons project Schoolsprong brengen we ouders en leerkrachten samen in de kleuterklas. De door ons georganiseerde activiteiten voor ouders en kleuters zijn belangrijke momenten van ontmoeting en vorming. Die uitwisseling helpt leerkrachten ook in de communicatie met het thuismilieu. Het verhoogt de betrokkenheid van de ouders bij de school en vergemakkelijkt de overgang – de sprong – van de kleuterklas naar het eerste leerjaar.

‘Het gemeentebestuur deelt deze visie en ondersteunt onze aanpak’, benadrukt Van Imschoot. Zo is ze opgetogen over de goede samenwerking met Maria Urbina D’Alençon, het hoofd van de gemeentelijke integratiedienst. ‘Toen ik vanuit het onderwijsopbouwwerk signaleerde dat ouders bepaalde vaardigheden missen om te werken met smartschool, pikte Maria daar onmiddellijk op in en nam contact op met collega’s van Basiseducatie om een cursus voor ouders aan te bieden. Toen de gemeente extra Covid-middelen uittrok om de armoede te bestrijden, werden wij en andere partners gevraagd naar voorstellen voor de besteding van dat budget. Eenzelfde bereidheid tot samenwerking is er met Netwerk Vrije Tijdsparticipatie om de drempel tot sport- en cultuurvoorzieningen te verlagen.

In opvolging van het project Schoolsprong is het onderwijsopbouwwerk ook actief in het eerste en tweede leerjaar van het lager onderwijs. Van Imschoot werkt met schoolteams aan een schoolbeleid voor gelijke onderwijskansen. Ze besteedt daarbij aandacht aan de omgang met anderstalige gezinnen, het doorprikken van vooroordelen en het detecteren van gezinnen in armoede. In het lager onderwijs focust ze op taalstimulering. ‘Nieuw is dat we nu leerlingen uit het vijfde en het zesde leerjaar van het secundair onderwijs inschakelen als begeleiders in Taalmaatjes. Elke woensdag spelen we in kleine groepen met kinderen van het eerste en tweede leerjaar. Om de begeleiders daarbij te ondersteunen, organiseren we een vorming rond ‘talig spelen, talige interacties’. De jonge vrijwilligers, die meestal uit hetzelfde thuismilieu komen als de leerlingen in de lagere school, zijn echte rolmodellen. Het doet de kinderen en ouders van de basisschool geloven in hun eigen kracht.’

Door corona hebben we onze werking in de school moeten aanpassen. De bijeenkomsten met vrijwilligers konden niet doorgaan, evenmin als de gemeenschappelijke activiteiten van ouders en kleuters. Toch blijf ik aanspreekbaar voor de ouders aan de schoolpoort. Via WhatsApp werk ik voort rond taalstimulering. Het vergt een grote aanpassing en is niet ideaal. Maar ik blijf altijd bereikbaar’, besluit Van Imschoot.

 els.van.imschoot@samenlevingsopbouw.be

 


 

2. Buddy in Sint-Pieters-Leeuw

‘Voor het Syrische gezin van erkende politieke vluchtelingen maakt een buddy een groot verschil’, stelt Bernadette Verreth vast. Ze is vrijwilligster bij het OCMW in Sint-Pieters-Leeuw en kent de werking van Samenlevingsopbouw goed. Sedert eind 2018 heeft ze wekelijks contact met een alleenstaande moeder en haar drie kinderen, een meisje van 16 en een van 10, en een jongen van 12 jaar. ‘Voor corona kwam ik elke woensdagnamiddag bij het gezin. Aan de kinderen geef ik uitleg bij hun schooltaken, dicteer ik woordjes en lezen we afwisselend voor uit een boek. Tijdens de schoolvakanties blijven we elkaar zien. Dan doen we allerlei uitstapjes, zoals naar de bibliotheek, Kinepolis, de zoo van Planckendael en het Kasteel van Gaasbeek. We maken het samen gezellig.’

Door corona zijn de persoonlijke contacten bemoeilijkt’, betreurt Verreth. ‘Pre-teaching via smart school veroorzaakte grote problemen. Het Syrische gezin beschikte niet over een deftige computer met de noodzakelijke software. Gelukkig was er veel bereidheid bij de scholen om een oplossing te vinden. Als buddy heb ik makkelijk contact met leerkrachten en directie. De samenwerking met de scholen is positief. Zo konden de twee jongsten tijdens corona naar de opvang waar ze hun huistaken konden maken. De oudste mocht naar het dagcentrum De Wip.

Struikelblok

De gebrekkige kennis van het Nederlands ziet Verreth als het grootste struikelblok in de schoolloopbaan van de Syrische kinderen. ‘Het oudste meisje, dat in het ASO les volgt, heeft de capaciteiten en de goesting om te studeren, maar de te beperkte kennis van het Nederlands speelt haar parten. Ze haalt een onvoldoende op toetsen omdat ze de vragen niet goed begrijpt. Voor haar ligt de lat hoog: in de klas moet ze meer Nederlands leren én tegelijk ook de leerstof van wiskunde, aardrijkskunde en andere vakken verwerken. Ieder vak heeft zijn eigen woordenschat. Denk bijvoorbeeld aan de term mediterraan klimaat. Ze kan de term technisch zonder probleem lezen, maar wat stelt ze zich daarbij voor? Bovendien verwacht de leerkracht dat je in een vak zoals geschiedenis verbanden kunt leggen. Het meisje is een pientere leerling, maar door haar taalachterstand staat ze voor een schier onmogelijke opdracht, vooral ook omdat haar alleenstaande moeder haar daarbij niet kan steunen. Integendeel, de moeder heeft voor alle activiteiten buitenshuis haar kinderen en/of een tolk nodig: bij het winkelen, de dokter, het OCMW.'

‘Voor vluchtelingen en nieuwkomers moet je alles op alles zetten om de Nederlandse taal aan te leren’, zegt Verreth. ‘Door ze van jongs af aan in een taalbad onder te dompelen en kansen te scheppen om buiten de school de taal te oefenen. Ik vind het bemoedigend dat het hele gezin op eigen initiatief naar tekenfilms in het Nederlands kijkt.’

Om de onderwijsachterstelling tegen te gaan is niet alleen een goede kennis van de Nederlandse taal onontbeerlijk, maar ook een betere huisvesting. Het gezin is eng behuisd. Een aparte ruimte om rustig de afstandslessen te volgen, is er niet. Als je niet over een eigen fysieke ruimte beschikt, kun je evenmin in je hoofd ruimte maken om te studeren. Het gebrek aan dergelijke randvoorwaarden zal ik blijven signaleren.’

 www.sint-pieters-leeuw.be/leven-welzijn

 


 

3. Studenten coachen gezinnen

Tweedejaarsstudenten van de Odisee Hogeschool in Brussel begeleiden kwetsbare gezinnen in verschillende gemeenten in de Rand. ‘Onze studenten geven geen bijles, maar ondersteunen ouders bij hen thuis,’ zegt docente Esther Stoové. ‘Ze helpen ouders bij het huiswerk van hun kind. De student bekijkt met de ouders hoe de leerling zelfstandig zijn huiswerk kan maken. Daarbij gaan studenten in op concrete vragen. Waar heeft het kind het moeilijk mee? Waar liggen zijn interesses? Hoe kun je op een speelse manier Nederlands leren? Hoe maak je het aanleren van de maaltafels aantrekkelijk? Om het lezen en de taalvaardigheden te prikkelen, organiseren onze studenten een bezoek aan de bibliotheek of gaan ze met de ouders op zoek naar een taalkamp of speelpleinwerking in de zomer. Voor de tweedejaarsstudenten in de bachelor opleiding orthopedagogie is dit een verplichte stage.'

Kleine stappen grote impact

‘Tussen februari en mei vinden er acht ontmoetingen plaats’, schetst docent Mohamed Taamouti. ‘Met respect voor de corona-richtlijnen organiseren studenten eerst een fysiek contact met de ouders en de leerling. Dit kan thuis, op een plein of tijdens een wandeling. Andere ontmoetingen gebeuren online.’ Taamouti noemt het kleine stappen die een grote impact hebben. ‘Zo kan een student ouders helpen om de leefwereld van hun kind beter te begrijpen. Of ze ondersteunen kinderen en ouders bij de planning van naschoolse en buitenschoolse activiteiten. De student kiest geen partij: hij is er zowel voor de ouders als voor het schoolgaande kind.’

Het coachingproject voor gezinnen loopt in Asse, Dilbeek, Molenbeek, Halle, Ternat, Vilvoorde, Wemmel en Zaventem. Odisee werkt samen met verschillende partners, zoals brugfiguren in Vilvoorde, het OCMW in Dilbeek, het Huis van het Kind in Asse en het onderwijsopbouwwerk in Halle en Zaventem. ‘Die partners stellen in de lagere school meestal het project voor aan de ouders, die zelf bepalen of ze van de coaching gebruik willen maken. Ons project spitst zich toe op alle gezinnen met ondersteuningsvragen van het eerste en tweede leerjaar’, verduidelijkt Stoové. Het is klein begonnen, maar bestaat nu al zeven jaar en is ingeburgerd in de Rand.’

 esther.stoove@odisee.be, mohamed.taamouti@odisee.be