01 jun '11

De maestro van Beersel

18447
door Michäel Bellon
Sromae werd bekend als de Brusselse ket die de wereld aan het dansen zette met zijn clubhit Alors on dance. De basis van zijn succes legde hij in Beersel, waar hij keihard werkte om het te maken.

We spreken Stromae op een zondag, want dat is het enige moment waarop hij beschikbaar is. Dat wil zeggen: het enige moment dat hij niet in het buitenland aan de slag is, maar op de platenfirma in Brussel om zijn agenda te bespreken. Een werkweek van Stromae ziet er tegenwoordig goed gevuld uit.

Hij is net terug van Orléans, om ‘s avonds te kunnen optreden op Humo’s Pop Poll. ‘s Anderendaags vertrekt hij naar Parijs om met een orkest te repeteren voor de Franse awardshow Les Victoires de la Musique en om wat promo te doen voor zijn album Cheese. Op de dag van Les Victoires de la Musique heeft Stromae ook nog een volledige liveshow in de club Bataclan in Parijs, donderdag volgt een showcase voor Belgacom, vrijdag één in de AB in Brussel, zaterdag en zondag in Luxemburg en Genève.

Hou je het nog een beetje vol?
‘Ja, het bevalt me omdat we nu echt aan de Europese tournee met de volwaardige liveoptredens zijn begonnen. Af en toe zitten daar ook nog uitstapjes naar Canada of La Réunion bij. Het gaat goed en ik heb me voorgenomen om plezier te hebben op de scène. Ik denk dat we een goede show hebben. De muzikanten spelen live, er zijn projecties, ik zing en probeer wat te lachen met het publiek.

Je vreesde even een one-hitwonder te worden, maar ondertussen worden singles als Te quiero en Je cours ook veel gedraaid. ‘In België is het inderdaad gelukt om aandacht te krijgen voor mijn volledige project en niet alleen voor Alors on danse. Dat proberen we nu ook in andere landen te verwezenlijken. Wat dat betreft voelen we ons met de hele ploeg al veel zekerder van onze zaak.’

Hoe lang ben jij eigenlijk al met muziek bezig?
‘Sinds mijn zestiende. Op Cheese staan trouwens nummers waar ik vier jaar geleden al mee bezig was. Je cours is bijvoorbeeld een nummer dat op de filmschool (Inraci in Vorst) is ontstaan. Dat was in het kader van een opdracht. We moesten een kleine reportage of een fictiefilmpje maken. Ik maakte een filmpje van een jongeman die op weg naar school de metro mist, het hele stuk loopt maar toch te laat komt en door de leraar op de korrel wordt genomen. Bij het nummertje dat ik voor het filmpje maakte, heb ik later nog een tweede en derde couplet bij geschreven.

De clip van Alors on dance is wereldwijd al tientallen miljoenen keren bekeken op YouTube. Niet slecht voor een Brussels ketje uit Laken. Hoe zag jouw jeugd er uit?
‘Toen ik klein was, woonden we in de Stefaniastraat dichtbij het Bockstaelplein in Laken. Ik ging naar school op Sacré Coeur in Jette, tot ik het derde middelbaar moest dubbelen. Toen ben ik in Godinne bij Namen op internaat gestuurd. Ik vertrok ‘s zondags en kwam vrijdag terug, meestal twee uur te laat want ik moest altijd nablijven. Ik ben nooit een grote rebel geweest, maar opletten was niet mijn sterkste kant en ik kwam dikwijls te laat.’

Was je een jongen van de straat?
‘In Brussel heeft mijn moeder me altijd van de straat gehouden. Wij hadden het voorrecht over een huis met een kleine tuin te beschikken waar we konden spelen. Mijn moeder vond dat belangrijk. De weinige keren dat ik toch probeerde met mijn vriendjes op straat rond te hangen, heeft ze me met zachte dwang terug naar huis gebracht. Ik heb altijd het geluk gehad thuis met mijn grote vier broers en mijn zus bezig te kunnen zijn. Samen sporten of muziek maken.’

Heeft Brussel een muzikale invloed op jou gehad?
‘In de buurt werd veel naar rap en hiphop geluisterd. Dat ik dat later in mijn muziek heb geïntegreerd, heeft daar zeker mee te maken. Maar het internaat heeft me ook de ogen geopend omdat ik daar kennis maakte met kinderen waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde, met een heel andere opvoeding, andere leefgewoonten en een andere muzieksmaak.

Het was een beetje een bourgeoisschool, maar daar zaten evengoed ezels tussen zoals bij mij thuis in de buurt. Toch denk ik niet dat het met mij zo zou zijn gelopen als ik daar nooit geweest was en nooit gezien had dat er andere mogelijkheden waren dan in de eigen wijk te blijven hangen.’

Heb je altijd de ambitie gehad om het zo ver te schoppen?
‘Ik had er nooit op gerekend dat ik van mijn muziek zou kunnen leven, maar ik leefde wel altijd voor mijn muziek. Dat was niet altijd gemakkelijk. Zeker toen we verhuisden naar Beersel werd het moeilijk omdat ik toen altijd lang onderweg was. ‘s Morgens ging ik werken in de Quick in Brussel, daarna naar school en ‘s nachts maakte ik muziek. Dan bleven er meestal nog twee uurtjes over om te slapen. Het weekend gebruikte ik om te recupereren.

'Ik hou van Beersel. We wonen rustig en toch zitten we op een kwartier van Brussel.'

Als ik nu op die periode terugkijk dan realiseer ik me dat ik toen niet gelukkig was, maar op het moment zelf was ik me daar niet zo van bewust omdat ik altijd met muziek bezig was. Ik zag zelfs niet welke kleur het geld had dat ik verdiende, want ik vroeg aan mijn broer om het allemaal netjes op een rekening te zetten om mijn studies te kunnen betalen.’

Hoe bevalt het nu in Beersel?
‘Ik hou er van. Met de auto gaat het beter. We wonen rustig en toch zitten we op een kwartier van Brussel. Als ik in België ben, dan zit ik toch bijna alle dagen daar. De platenfirma is er en mijn studio ook.’

De clip van Alors on dance is voor een deel opgenomen in café Oud Drogenbos in Drogenbos.
‘Ja. We zochten een mooi volkscafé en Oud Drogenbos is vlakbij waar mijn manager woont. Ze zijn er echt supervriendelijk. Ik ga er nog af en toe omdat het er zo kalm is.’

Nog iets vernomen van Kanye West sinds hij die remix van Alors on dance heeft gemaakt?
‘Nee. Ik heb hem zelf nooit gesproken of gezien. Ik had graag samen met hem een officiële release en een clip gemaakt van die remix, net zoals ik dat met Jamel Debbouze heb gedaan, maar nu is het daarvoor te laat. Het zou ook niet evident geweest zijn om de agenda’s samen te leggen.

Ondertussen heb je wel al met Arno op de planken gestaan.
‘Hij is komen meezingen op zijn nummer Putain Putain tijdens een optreden in de Botanique. Ik weet niet of hij een samenwerking zou zien zitten, maar voor mij zou dat een groot plezier zijn. Hij heeft veel ervaring en kan me veel raad geven. Maar laten we geen beloften maken die we misschien niet kunnen inlossen.’

Heb je een groot voorbeeld op muzikaal vlak?
Ibrahim Ferrer (de legendarische Cubaanse zanger) is een echt voorbeeld. Ik weet niet of hij zelf zoveel schreef, maar als vertolker bewonder ik hem enorm.’

Jouw echte naam Paul Van Haver klinkt niet toevallig zo Nederlands. Je hebt roots in Vlaanderen?
‘Mijn moeder is van Dendermonde. Ze is daar opgegroeid, maar rond haar twintigste is ze naar Brussel gekomen. Ze is Nederlandstalig, maar heeft in Brussel Frans geleerd. Spijtig genoeg heeft ze mij geen Nederlands geleerd. Tijdens een vakantiejob op het domein van Huizingen moest ik veel Nederlands praten, maar het gaat me niet zo goed af.’

Ben je bezorgd om de politieke impasse die nog altijd blijft voortduren?
‘Ja. Als ik in het buitenland een interview geef, vraagt men er altijd naar. Ik heb de antwoorden niet. Het ergste is dat er mensen zijn die onder de toestand lijden, zoals de mensen zonder papieren. Ik hoop dat de politici snel hun werk doen en een oplossing vinden.’

Wat is het meest bizarre dat je hebt meegemaakt sinds de gekte rond jouw persoon begon?
‘Iets wat er in Oud Drogenbos gebeurde toen ik daar was voor een interview. Er liepen een paar kinderen rond van vaste klanten: een jongen van vier en één van zes. Die van zes kwam me om een handtekening vragen en hij vroeg er nog een tweede voor zijn broertje. Op het moment dat dat jongetje van vier bij ons aan tafel kwam en die handtekening kreeg, zei die doodleuk dat hij daar toch niets mee kon doen. Dat vond ik heel goed gezegd, want hij had natuurlijk gelijk. Zo’n handtekening betekent niets. De waarheid komt uit een kindermond.’