01 nov '22

Het platteland
voedt de stad

1840
door Herman Dierickx
Afhankelijk van jouw leeftijd zal deze 'op verkenning' al dan niet nostalgische beelden oproepen. De periode dat duizenden tuinbouwbedrijfjes een miljoen Brusselaars voedden, ligt inmiddels al enige tijd achter ons. Het intense sociale weefsel dat er mee samenhing, is nergens meer te bespeuren.

Maar zoals we al lang weten: alles komt terug. Zou het?

In de 19e eeuw voorzagen de Parijse jardiniers-maraîchers uit het randgebied de Franse hoofdstad van veel kwaliteitsvol voedsel. Ze woonden aan de rand van de Parijse agglomeratie en voerden fruit, groenten en vlees aan met karren en kruiwagens. Het was me lang niet duidelijk waar die term maraîchers vandaan kwam, maar de verklaring is simpel: de maraîchers situeerden zich vooral rond de moerassen – marais – van het Canal Saint-Martin.

Parijs

In 1845 schreven J.G. Moreau en J.J. Daverne een handboek over de kleinschalige teelttechnieken van deze mensen. Helemaal biologisch, want kunstmest en pesticiden bestonden toen nog niet. De koolstofloze teeltwijze, wegens geen gebruik van machines op olie of gas, is nog steeds een voorbeeld voor de Franse biokwekers van vandaag. De enige voedingsstoffen die ze lang geleden gebruikten, gingen ze in hartje Parijs halen: paardenmest. De mest van koeien kwam van het platteland, die van paarden uit de grote stallen van het leger en de politie. Je valt zowat achterover als je ziet welke gezonde opbrengsten ze haalden.

Zo is het verhaal bekend van een restaurateur die een contract had met enkele telers die hem elk jaar in april primeur meloenen moest leveren. Jawel, in april. Men slaagde er toen in acht oogsten per jaar te halen. Een droom, illusie of nachtmerrie voor onze huidige kwekers die heel hard hun best moeten doen om er vijf te halen. Het lukte in die tijd met eenvoudige middelen en technieken die we ons niet meer kunnen voorstellen. Alles gebeurde manueel, maar met ingenieus ontworpen ergonomisch materiaal, gemaakt door echte ambachtslui zoals je ze heden ten dage niet meer vindt. Veel van de wijsheid die zorgde voor uitstekende werktuigen en groenteoogsten zijn we ergens onderweg kwijt gespeeld.

Steeds meer bioproducenten uit de Rand bieden hun koopwaar rechtstreeks aan de klant in de stad aan.

Toch lijkt er zich een kentering in te zetten in het hedendaagse Parijs. Met structurele steun van de overheid timmeren zogenaamde microfermes, kleine groentekwekers met maximaal drie hectare grond, hard aan de weg. Vandaag brengen ze al veel van hun bio-producten naar de binnenstad en de banlieues. Hun aantal neemt nog elke dag toe. Het stadsbestuur speelt een belangrijke rol om deze eenvoudige korte voedingsketen dagelijks georganiseerd te krijgen. De nieuwe maraîchers waren al lang vragende partij om hun wensen van de stedelijke bevoorrading te ondersteunen. Met het huidige bestuur lijkt het er aardig van te komen.

Brussel

Misschien kan Brussel er een voorbeeld aan nemen, met zijn Rand waar nog steeds, en misschien elk jaar meer, kleine groentekwekers aanwezig zijn? Er bestaat een door de stad Brussel ingerichte vroegmarkt (Werkhuizenstraat 22/23, www.mabru.be), maar die is niet vergelijkbaar met die uit de jaren 60 en 70. Als je weet dat de omzet van vooral groenten en wat bloemen, fruit, vlees,… er vandaag rond de vier miljoen euro draait, dan weet je meteen dat je daarmee geen miljoen mensen kan voeden. Bij ons verloopt alles op een veel kleinere schaal dan bij onze zuiderburen. Voor de geïnteresseerden is er trouwens ook een tegenhanger voor bloemen en planten, gevestigd aan de Vilvoordsesteenweg 46 in Brussel (www.euroveiling.be). Voor diegenen die het zich nog zouden herinneren: het gaat over de vroegere Criée. Het lijkt wel alsof deze tekst ons vijftig jaar terugbrengt in de tijd met de daarbij horende nostalgie en het harde labeur van onder meer mijn ouders.

Blijkbaar is er ook hier sprake van een trage maar gestage verandering. Er zijn immers nog andere initiatieven, waarbij producenten uit de Rand hun, meestal bio-producten, rechtstreeks ter plaatse verkopen. De openluchtmarkt in de Roodebeekstraat is daar een goed voorbeeld van (www.bioguide.be). Elke zaterdag presenteren daar honderdtwintig biokwekers van allerlei slag hun wekelijkse oogst in een leuke setting. De Zuidmarkt is eveneens een verkooppunt waar enkele boeren uit de Rand hun waren aanprijzen, al zal je er meer buitenlandse verkopers aantreffen met een belangrijke Afrikaanse inslag die talloze lekkere producten aanbieden, al valt het te betwijfelen of ze een Belgisch biolabel hebben. Hoe de toekomst er uitziet voor dit zich enigszins herstellend Brussels Randweefsel is momenteel niet duidelijk. Een kleine rondvraag bij enkele betrokkenen leerde in ieder geval dat ze er in geloven, maar dat het veel te traag gaat en met te weinig interesse vanuit de overheid.