01 mrt '22

‘Problemen aanpakken
en vooruit kijken’

2230
door Liesbeth Bernolet
De voorbije maanden legde RandKrant zijn oor te luister bij de werkgroepen van het Toekomstforum, een samenwerkingsverband van de 35 gemeenten in Halle-Vilvoorde. Wat zijn voor hen de grote uitdagingen voor de regio en hoe pakken ze die aan? De werkgroep Onderwijs komt als laatste aan bod.

Nadat Steven Van Linthout (CD&V, burgemeester van Liedekerke) om persoonlijke redenen zijn ontslag gaf als voorzitter van de werkgroep was het zoeken naar een opvolger. Die is nu gevonden. Jo Vander Meylen (CD&V, vanaf 1 januari 2023 burgemeester van Beersel) zal de werkgroep leiden. ‘We moeten de leraars in de Vlaamse Rand nog beter opleiden en ondersteunen om te kunnen omgaan met onze snel veranderende en diverse samenleving.’

Vander Meylen is onderwijzer van opleiding en was acht jaar directeur van een basisschool in de Rand. Vandaag combineert hij zijn politieke carrière als schepen in Beersel nog altijd met deeltijds lesgeven. ‘Ik vind het belangrijk om in het werkveld te blijven staan. Het geeft me betere inzichten om het beleid en de realiteit op elkaar af te stemmen.’ Voor een gesprek als nieuwe voorzitter van de werkgroep Onderwijs, vindt Vander Meylen het eigenlijk nog te vroeg, maar vanuit zijn eigen ervaringen wil hij alvast een aanzet geven.

Integrale aanpak ‘

Onderwijs vergt een visie op lange termijn, tezelfdertijd moeten we mee evolueren met onze veranderende en diverse samenleving. Het is dan ook een kwestie van prioriteiten te stellen’, zegt hij. Zo is in de Vlaamse Rand de taalproblematiek heel belangrijk. ‘De almaar meer diverse schoolpopulatie vraagt van leerkrachten dat ze in staat zijn om een divers taalaanbod aan te bieden. Maar leerkrachten krijgen niet altijd de vorming om dat taalaanbod zinvol in te vullen en meer te doen dan lesje 3 uit het handboek te laten volgen op lesje 2. Sommige leraars die nu lesgeven in de Vlaamse Rand doen dat op net dezelfde manier als ik vroeger. Dat is jammer, want de samenleving van toen is niet meer die van nu. Ik pleit er dan ook voor dat onderwijsopleidingen meer aandacht hebben voor de context waarin jonge leerkrachten terechtkomen. Zo beginnen zij met een flinke meerwaarde aan hun carrière.’ Ook samenwerkingen, zoals die met vzw ‘de Rand’, creëren mogelijkheden. ‘Dit is de partner bij uitstek om het flankerend onderwijsbeleid op het gebied van taal in de Vlaamse Rand te ondersteunen. Vzw ‘de Rand’ heeft daarvoor een integrale aanpak en een schat aan materialen ontwikkeld. Ik wil als kersvers voorzitter met hen de samenwerkingsmogelijkheden bekijken.’

Lerarentekort

Sinds kort werken twee scholen in Halle met taalcoaches. Zij ondersteunen de vakleerkracht door anderstalige leerlingen bij de les te houden en hun taalachterstand weg te werken. ‘Een nobel project’, vindt Vander Meylen. ‘Mocht ik er zelf de ruimte voor hebben, dan zou ik hen graag inzetten. Maar volgens mijn ervaring is het al moeilijk om een onderwijsteam volledig te houden, laat staan om extra mensen te vinden.’ Het woord is gevallen: het lerarentekort. In heel Vlaanderen en dus ook in de Vlaamse Rand focussen schoolbesturen nu vooral op het vinden van leraars. Het lerarentekort is groter dan ooit. De situatie is het ergst in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, maar het sijpelt ook door naar de Rand. ‘In de Rand worden wij extra hard getroffen. Net nu we die sterke leerkrachten nodig hebben om met de veranderende context om te gaan, kampen we met grote tekorten. We hebben dringend nood aan meer leerkrachten, maar ook aan andere sterke profielen. Ik denk aan kinderverzorgers, universitairen,… Het samengaan van al die profielen zou ons onderwijs rijker maken, en vooral ook uitdagender om voor te kiezen.’

Te weinig plaats

Ook de kwestie van capaciteitsproblemen blijft acuut. Ondanks forse investeringen van voormalig minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) en van huidig minister Ben Weyts (N-VA) om plaatsen bij te creëren, blijft de situatie in de Vlaamse Rand precair. ‘De bevolking groeit hier sneller aan dan in de rest van Vlaanderen. Bovendien is er ook de instroom van Brusselaars en Walen die in de Rand school komen lopen’, zegt Vander Meylen. Hij vindt dat vooral de instroom vanuit Wallonië naar de Zuidrand nog te veel onderschat wordt. ‘Ik geef les in Sint-GenesiusRode en elke dag zie ik volle bussen van over de taalgrens komen. Iedereen is welkom, maar we moeten de garantie hebben dat onze lokale kinderen een plek vinden.’

‘We moeten de leraars in de Vlaamse Rand nog beter opleiden en ondersteunen zodat ze kunnen omgaan met onze snel veranderende en diverse samenleving.’

Binnenkort komt er een nieuwe capaciteitsbarometer uit die vooruitblikt en de onderwijsnoden van 2027-28 in kaart brengt. ‘Ik vind dat een interessant instrument. Het biedt een prognose waarop je als onderwijsinstelling je lange termijn visie kan baseren. Alleen is het jammer dat er een barometer wordt gemaakt voor Vlaanderen en Brussel, maar dat het aantal leerlingen vanuit Franstalig België een blinde vlek blijft.’

Ook al beten de vorige en de huidige onderwijsminister hun tanden er op stuk, Vander Meylen vindt dat er blijvend moet worden onderzocht hoe er meer voorrangsregels voor het onderwijs in de Vlaamse Rand toegepast kunnen worden. ‘Met het afstandscriterium bestaat die voorrangsregel voor het basisonderwijs, maar het is ook wenselijk om minstens in de eerste graad van het secundair onderwijs voorrang te verlenen aan tieners uit de regio (minister van Onderwijs Weyts werkte voor het secundair ondertussen voorrangsregels uit die in september 2022 zouden ingaan, n.v.d.r.). Bovendien geeft de vorige capaciteitsbarometer van 2018 aan dat er verhoudingsgewijs meer onderwijsplaatsen zijn in de Vlaamse Rand dan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat zorgt voor extra druk op onze scholen in de Rand.'

Infrastructuur

Eind oktober maakte onderwijsminister Weyts bekend dat de Vlaamse Regering opnieuw investeert in scholenbouw, onder meer voor nieuwbouw- en renovatieprojecten in Vilvoorde en Dilbeek. Vander Meylen vindt dat we niet kunnen overschatten hoe belangrijk schoolinfrastructuur is. ‘Eigentijds onderwijs bied je aan in moderne en goed uitgeruste gebouwen. Wanneer je talent wil ontwikkelen en jongeren wil laten groeien, moet je inzetten op aangename leer- en leefplekken. Dat brengt een frisse sfeer en veel goesting. De moeilijkheid is dat projecten voor scholenbouw lang aanslepen.’ Te lang, volgens Vander Meylen. ‘Bovendien hebben we te lang op korte termijn gedacht.’ Vander Meylen merkt dat lokale besturen en schooldirecties zich sinds een aantal jaren meer bewust zijn van de subsidiemogelijkheden, waardoor er meer wordt ingezet op het vernieuwen van het patrimonium. ‘In mijn eigen gemeente Beersel maken we om de twee jaar een round-up van wat de schoolgebouwen over 7 à 8 jaar nodig hebben.’ De kersverse voorzitter van de werkgroep Onderwijs van het Toekomstforum roept dan ook op om de Vlaamse capaciteitsmeter hand in hand te laten gaan met een document dat de infrastructuurnoden in kaart brengt.

Ouderbetrokkenheid

Vander Meylen staat te popelen om werk te maken van zijn nieuwe taak als voorzitter van de werkgroep Onderwijs. Omdat de agenda van de werkgroep nog niet geheel duidelijk is, vragen we hem naar zijn persoonlijke ambitie als voorzitter. ‘Het Vlaams onderwijs is van hoge kwaliteit. We moeten erover waken dat dit in onze veranderende en diverse samenleving zo blijft. We hebben heel veel cijfermateriaal in handen en moeten er nu voor zorgen dat we daar als beleidsmakers mee aan de slag gaan.’

‘Wat ik minstens even belangrijk vind, is dat we meer inzetten op de ouderbetrokkenheid. We merken bij anderstalige ouders heel veel goede wil, maar vaak haken ze na een tijdje toch weer af omdat ze op taalbarrières stoten.’ Vander Meylen wil hiervoor nauwer samenwerken met vzw ‘de Rand’. ‘We willen die ouders graag binnen het leerproces van hun kinderen meer Nederlands leren, zodat ze dat leerproces kunnen volgen. Bovendien is Nederlands kennen als ouder niet alleen belangrijk voor het leertraject van je kind, het zorgt ook voor gemeenschapsvorming. Hoe je het ook draait of keert, taal is en blijft het grote bindmiddel.’