01 apr '22

Volkstuintjes

1876
door Herman Dierickx
Tijdens mijn verkenningstochten van de Groene Wandeling passeerde ik heel wat volkstuintjes. In december lagen ze er nog verlaten bij, maar vanaf februari is er geen houden meer aan.

Een bontgekleurde mengeling van mensen uit de buurt halen spade en woelvork boven, of beginnen met de afbraak van de bonenstaken en erwtenrijshout van vorig jaar. Het is zalig om gesprekken aan te knopen met de uitgelaten tuiniers. Zowat iedereen haalde corona aan. Sommigen geloofden dat we er vanaf zijn, de meerderheid had zijn twijfels. Hoe dan ook: voor deze mensen is het een verademing om in de grond te werken, plantjes te zien groeien, eigen kweek te oogsten. De oudste gesprekspartner schat ik een eind in de tachtig, de jongste was jonger dan drie. De oudsten hebben ooit wel elders getuinierd en brengen veel ervaring mee. De dertigers zijn bijna allemaal nieuwelingen en drijven veeleer op hun ongebreideld enthousiasme.

Aan de manier waarop ze wieden zie je meteen wie beslagen is of neofiet. Geen nood, het gaat er gemoedelijk aan toe. De ouderen zijn blij dat ze hun kennis kunnen delen, de jongeren zijn blij dat ze snel bijleren. Ze wonen allemaal in de buurt, zeg maar in een straal van één kilometer. De meesten zijn buren van elkaar, maar wisten dat soms niet.

Ze leren elkaar in de tuintjes kennen en zijn verbaasd dat ze gewoon om de hoek wonen, of nog straffer, in dezelfde appartementsblok. Het jonge koppel van twintigers gaat nu zelfs babysitten bij de veertigers die verderop in de straat wonen. Ze delen hun overschotten en hebben zich tot doel gesteld om elk jaar minstens één vergeten groente te ontdekken. Dit jaar is de Egyptische of doorlevende ui aan de beurt. Ze waren al volop aan het opzoeken hoe je die kweekt en klaarmaakt. Tegen het oogstmoment heeft de soort waarschijnlijk geen geheimen meer.