01 feb '21

Mentale grenzen

6910
door Koen Demarsin
In 1963 was het zover: de taalgrens werd definitief vastgelegd. Daardoor kwam de afbakening vast te liggen van wat officieel Vlaanderen, Brussel en Wallonië werd. De taalgrens was tevens het begin van een nieuwe, mentale grens.

Een mentale grens met verregaande gevolgen voor de inwoners van de stadsrand. Dat de dynamiek van een stad niet zomaar te temperen is met een wetsartikel, bewijst de evolutie van de Rand van de afgelopen halve eeuw. In plaats van helderder is de afbakening tussen de stad en het platteland vaak complexer geworden.

Getrokken grens

Grenzen maken de dingen overzichtelijk. Ze geven aan waar we ons thuis kunnen voelen en tot welke groep we behoren. Zo maken ze duidelijk wat veilig en geborgen is, maar ook wat vreemd en soms zelfs onveilig of bedreigend lijkt. Daardoor hebben grenzen zowel iets positiefs als negatiefs. Grenzen bakenen af. Op plaatsen waar verschillende invloeden elkaar raken, wil die afbakening wel eens ontbreken, zoals in de Vlaamse Rand bijvoorbeeld. In dat geval willen we de grens soms haarscherp zien, zodat we de onduidelijkheid terug meester zijn.

onduidelijkheid terug meester zijn. Over grenzen trekken gesproken. Op de overgang van de jaren 40 naar de jaren 50 van de vorige eeuw trokken de Vlaming Jan Verroken en de Waal Jean Van Crombrugge het land door. Hun opdracht was helder: ze moesten los van elkaar duidelijkheid scheppen over waar de taalgrens precies lag tussen wat Vlaanderen, Wallonië en Brussel zou worden. De kaarten die ze opstelden moesten helpen om een van de hete hangijzers in de Belgische politiek van dat moment te helpen beslechten. Beide politici trokken op pad in de zone waar het Nederlandse en het Franse taalgebied elkaar raakten om per gemeente één van beide talen het voordeel van de twijfel te gunnen en zo communautaire rust te brengen voor het naoorlogse België. In 1963 werd het resultaat van hun oefening bevestigd: er was niet alleen een duidelijk voorstel, het Belgische parlement bereikte ook een meerderheid en een eensgezindheid over waar die scheidslijn precies zou lopen. Ze legde de taalgrens definitief vast. Op enkele ernstige twijfelgevallen na, vooral tussen Brussel en het Nederlandstalige hinterland, was er geen discussie meer. De rest is geschiedenis.

Mentale afstand

Zo’n grens biedt alvast het voordeel van de duidelijkheid: tot hier en niet verder. Deze stelligheid wordt doorgaans bekrachtigd door verschillende symbolen, waardoor we de grens ook duidelijk kunnen ervaren. Ze nemen de vorm aan van afbakeningen als grenspalen of desnoods hekken en muren die de grens niet alleen zichtbaar, maar ook voelbaar maken. Wetteksten omgeven de beslissing met rechtszekerheid en legitimiteit.

Al zijn er geen grenspalen of fysieke barrières die het verschil vormgeven in het landschap, langs de weg op de grenzen tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië, wordt de grens snel duidelijk. Het ligt niet alleen in de omgangstaal die verandert, maar ook in hoe de omgeving eruitziet. De wegmarkeringen en verkeersborden maken dat de landsdelen van elkaar verschillen. Soms lijken het zelfs culturele statements: geelzwarte verkeerslichten in Vlaanderen, roodgele hekken bij scholen in Wallonië en onopvallend grijze verkeerslichten voor Brussel. Doordat de scheiding tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel niet beperkt bleef tot een taalgrens en de drie gewesten ook eigen bevoegdheden in handen kregen, begonnen ze eigen plannen te maken die van elkaar gingen afwijken. Hierdoor ontstond er een nieuwe barrière die eerder onuitgesproken was maar wel goed voelbaar werd: een mentale grens. Weerskanten van de grens gingen er anders uitzien, vreemder ook voor wie er niet woont. ‘Welkom’ zeggen intussen de onthaalborden, maar een buur van de overzijde is hier niet meer thuis. Hij is nu slechts een bezoeker en zijn doorgang is daardoor niet meer evident. De borden met snelheidsregels aan de gewestgrenzen herinneren eraan dat hier andere regels gelden. Zo tonen de wegen zichtbaar hoe de drie landsdelen langzaamaan van elkaar weg bewegen. De gewestgrenzen worden stilaan landsgrenzen.

Een nieuwe ringmuur

Soms schermen we af wat moeilijk te beveiligen valt. Steden zoeken de ruimte die ze nodig hebben om te kunnen groeien. Zo ook Brussel. Haar invloedssfeer overschrijdt vaak het keurslijf die we haar hebben opgelegd. Langs openstaande kieren duwt ze zich naar buiten. Haar dynamiek stoort zich niet aan de nauwkeurig opgebouwde logica van genomen beslissingen en akkoorden. Soms ontstaan er daardoor nieuwe en vaak onbedoelde bakens die de grens scherper en realistischer weergeven dan de gewestborden kunnen aangeven.

De R0, de grote Ring rond Brussel is zo’n nieuwe grens. Als navolger van de middeleeuwse Brusselse ringmuur neemt hij op sommige plaatsen zijn rol over: de stad omklemmen en afschermen van de buitenwereld – hoewel de buitenwereld zich nu meer tegen de stad lijkt te willen beschermen dan omgekeerd. Zonder torens of kantelen, maar met brede baanvakken, taluds, tunnels en verkeerswisselaars schept zij een afstand tussen de zijden die aan weerskanten liggen. Wat door de R0 omsloten is, behoort tot het turbulente stadsleven. Erbuiten wacht het platteland.

Sommige woonwijken en gebieden vallen daardoor tussen wal en schip. Paloke is zo’n wijk. De R0 snijdt haar aan de westkant af van haar moedergemeente Dilbeek. Tussen hen gaapt het diepe gat van de snelweg met haar niet aflatende stroom auto’s. Bezoekers bereiken de overkant langs twee bruggen, één ervan het drukke en weinig voetgangersvriendelijke viaduct waar de drukke Ninoofsesteenweg de Ring kruist. Aan de oostkant van de wijk is Sint-Jans-Molenbeek haar naaste buur. Hier veranderen de mentale merktekens snel. De harde middenberm die in Vlaanderen de drukke steenweg netjes in twee verdeelt, verdwijnt in Molenbeek en het wegbeeld wordt er onoverzichtelijker. Een brede straat voert hier richting Brussel-Zuid. Aan de Dilbeekse kant van de Ring staat de Sint-Theresiakerk. Vanop de heuvel rijst haar toren hoog boven de Ring uit als een baken aan Vlaamse zijde. De lage gezinswoningen van de Kaudenaardewijk die haar omringen, staan in scherp contrast met de woonblokken van Peterbos, niet veel verder in Anderlecht aan de binnenkant van de Ring. De stad en de Rand kunnen niet méér verschillen.

De evolutie van de Rand bewijst dat de dynamiek van een stad niet zomaar te temperen is met een wetsartikel.

Gelegen aan de westrand van de stad snuift Anderlecht de frisse bries uit haar omgeving op. Dat hoeft niet te verbazen, want volgens een veel geciteerde verklaring voor haar naam bood de buurt hier ‘andere lucht’ aan stadsbewoners die aan de verstikkende stadslucht wilden ontsnappen. Al lijkt de verklaring wat vergezocht, verschillende Anderlechtse wijken en plaatsen als Veeweide, Broek of Goede Lucht dragen het landelijke verleden nog in hun namen mee. De Ring dwarst de gemeente van noord naar zuid. Daardoor kregen het oosten en het westen van deze grote Brusselse gemeente twee gezichten. De oostkant die met het oude dorpscentrum en met deelgemeente Kuregem volledig in het stadweefsel vervlochten is, eindigt abrupt tegen het viaduct van de Ring in de Pedevallei. De hoge bouwblokken bij het Vivespark zijn bijna tot tegen de snelweg geduwd. Aan hun voeten onder de brug eindigt het spoor van tram 81 even abrupt. Hierachter begint het platteland waar het vervoersmiddel van de stad nog weinig te zoeken heeft. Wat overblijft van de natuur is verstedelijkt en neemt de vorm aan van opeenvolgende parken en vijvers: met naast het Vivespark ook het Vijverspark en Pedepark.

Voorbij het viaduct wordt Anderlecht in het westen weidser. Stroomopwaarts van het Pedepark krijgt de Pedebeek haar eigen bedding terug. De hoogbouw maakt er plaats voor lagere bebouwing en voor functies die meer passen bij de uitwaaierende omgeving: de oefenterreinen van Sporting Club Anderlecht of de grote begraafplaats Vogelenzang. Zelfs de natuur en landbouw vinden nog steeds hun plaats in deze verste uithoek van de hoofdstad in het Groen Blauwe Huis dat inzet op biodiversiteit en duurzame voeding en in een aantal experimenten rond stadslandbouw die de buitenzoom van de stad opzoeken om hun activiteiten te ontplooien.

Aan de naam te horen, moet het iets zuidelijker gelegen Drogenbos nog groener zijn dan Anderlecht. Dat is ook zo, want de gemeente bestaat voor een groot stuk uit bos- en parkgebied. De Drogenbossenaren zelf merken hier weinig van. Het bos is privégebied en niet toegankelijk voor bezoek. Wat zij wel zien, is de tram die voor de toegang van het kasteel bij het bos eindstation houdt en hen rechtstreeks naar Brussel-Zuid brengt. Zij zien ook de nabijheid van de oude industrie in de Zennebeemden in de vorm van de afgebroken papierfabriek, de autohandelaars langs de Grote Baan, de bedrijven langs het kanaal Brussel-Charleroi dat de gemeente doorsnijdt met de grote koeltoren op de grens met Vorst als blikvanger. De inwoners van Drogenbos leven niet in het groen, maar in een stadgeworden dorp aan de binnenkant van de Ring. De groene Rand lijkt hier ver weg: tien meter ongeveer tussen de eindhalte van de tram en de ingang van het park; mentaal ligt het een stuk verder.

Grensoverschrijdend gedrag

Waar begint de stad en eindigt het platteland en omgekeerd? De lijn lijkt niet steeds even scherp te trekken. Op sommige plaatsen is de Ring niet de duidelijke scheidslijn die ze elders is en bestaat de overgang uit een warrig tussengebied. Niet overal biedt een snelweg of de buffer van het Zoniënwoud bescherming tegen de stad en de uitdagingen die ze met zich meebrengt. Stroomopwaarts waar de Zenne en het kanaal de stad verlaten richting Mechelen, torent de Ring met haar viaduct hoog op haar pijlers boven de omgeving uit. Aan haar voeten stroomt de stad naar buiten. Ze slaat een kilometerlange bres in de ringsnelweg die de stad en het land van elkaar scheiden. Het nabije Vilvoorde, Machelen en Diegem worden overspoeld met stedelijke uitdagingen die langs hier buitenstromen. Niet alleen is de doorstroom van de bewoners er hoog, ze kampen ook met de grote uitdagingen zoals armoede of taalachterstand. Dat zorgt voor een grote druk op de plaatselijke besturen, op verschillende fronten tegelijk. Al gaat het nog om gemeenten in de Rand, de moeilijkheden waar ze tegenaan kijken, vragen een aanpak op maat van een stad.

Tussengebieden hoeven niet persé problematisch te zijn. Vaak nemen ze de vorm aan van aangename groene ruimtes die de stad in haar omgeving doen overgaan of ze er soms net sterk van scheiden. Het Zoniënwoud in het zuiden van de stad is de meest uitgesproken en opvallendste tussenruimte. Vaak gaat het om eerder kleinere, minder opgemerkte groengebieden die als een lappendeken verspreid liggen of aan elkaar vasthangen. Het Laarbeekbos en het moeras van Jette in het noorden aan de binnenkant van de Ring, de groene Zavelenberg tussen winkels en woningen aan de Keizer Karellaan in Ganshoren, het Wilderpark in Sint-Agatha-Berchem, het Scheutbos in Anderlecht, enzovoort; allen groene restgebieden met een grote waarde voor de leefkwaliteit in hun drukke buurt. Ze behoren tot de stad, maar sluiten meer aan bij het ommeland en maken de grens daardoor niet steeds overzichtelijk. Vanuit Brussel gezien is de overgang soms even flou als vanuit Vlaanderen.

De onthaalborden heten ons welkom, maar een buur van de overzijde is hier niet meer thuis.

Zo rijgt de Ring rond de stad zich aaneen. Een ketting van vlekken, wijken, wooneenheden, kleine lappen restgroen naast winkels en bedrijven. De echte stadsgrens vormt nu eens een scherpe rand, dan weer een vaag tussengebied, soms gevormd door een nieuwe grens, een andere keer door de historische of natuurlijke grens zoals een beek. Toen Jan Verroken en Jean Van Crombrugge hun opdracht beëindigden, hadden zij wellicht een ander beeld voor ogen over hoe de Rand rond Brussel zich de volgende decennia zou ontwikkelen. De grens die ze toen trokken, was scherp. Nu lijkt ze verschoven en op zijn minst ambigu. Het verschil tussen stad en het randgebied is intussen ook onduidelijker geworden. De tegenstelling tussen Nederlandstalig en Franstalig overheerst niet langer, want ook de groeiende internationale bevolking eist een plaats op in dit gebied. Met deze groep mensen erbij zijn culturele grenzen minder scherp dan in het midden van de vorige eeuw. De grenzen tussen mensen en culturele afkomst worden vager, die tussen stad en ommeland in zekere zin ook.

 Heb je een bedenking of aanvulling? Reageer via de Facebook-pagina van RandKrant. Auteur Koen Demarsin vult aan of geeft antwoorden.






Websites