01 dec '21

De drank
die spreekt

1601
door T Joris Hintjens
Meestal deed ze er het zwijgen toe, de waardin van de stamkroeg. Ze liet de conversatie aan haar gasten. Maar nu moest ze wel.

‘Allez mannekes, niet binnen zonder eerst dat broebeltje op uwen telefoon te tonen, hé!’ De meeste gasten deden het gewoon omdat ze het leven van de oude dame niet moeilijker wilde maken dan het al was en toonden zonder morren de QR-code op hun smartfoon.

Ze keek ernaar, zonder te weten waarnaar ze keek, en zei dat het goed was. De dokwerker in houthakkershemd hield wel van een grapje en googlede snel ‘Jackson Pollock’ en toonde een afbeelding.

‘Ah, die van u is in kleur? Is dat wel juist?’, vroeg de waardin verbaasd. ‘Ik heb extra betaald voor een mooiere’, loog de dokwerker, en hij mocht ook binnen.

‘Binnen zes maanden is ze specialist in abstracte kunststromingen.’ De socioloogbeany-drager zag de humor er wel van in, maar stelde zich toch de vraag of dit wel verantwoord was.

‘Maak u geen zorgen, ik ben dubbelbespoten’, zei de dokwerker. ‘Ik moest wel, anders mag ik thuis niet meer binnen. Die van ons kan ik niet beduvelen met een Pollock of een Mondriaan.’

Van achter zijn krant mompelde de lerenvestdrager met vettig kapsel iets over individuele vrijheid, Bill Gates en Soros, en wereldheerschappij, maar zoals gewoonlijk besteedden de andere stamgasten niet veel aandacht aan zijn gewauwel. Toen hij wilde opstaan voor een plaspauze corrigeerde de waardin hem kordaat. ‘Elaba! Masker opzetten voor ge rondwandelt.’ Ze kende de regels. Haar zoon had ze de avond ervoor allemaal nog eens op een bierkaartje voor haar uitgeschreven. Ze had het naast haar kassa gelegd ter consultatie.

Het gesprek aan de toog kabbelde verder.Er werd over niets anders meer gesproken. Van ‘alle ongevaccineerden tegen de muur’, tot ‘mijn lijf, mijn keuze’ en ‘coronapas = gele davidster’, het hele spectrum kwam aan bod. Ik verbaasde mij erover dat het gesprek redelijk beschaafd werd gevoerd. Uit respect voor de waardin vermeden de meesten hun stem te verheffen, dat was zeker, maar er was iets meer. Plots begreep ik dat de gasten niet trachtten elkaar te overtuigen, maar in de eerste plaats zichzelf te overtuigen van de logica van hun eigen betoog. Daaruit kon ik besluiten dat niet iedereen even zeker was en stiekem toch twijfelde aan zijn eigen standpunt en eigenlijk tegen zichzelf zat te praten zonder echt te luisteren naar wat de anderen meenden te weten.

Over één ding was iedereen het eens: Het is allemaal de schuld van het kapitaal. ‘En van de Chinezen’, voegde een stem van achter de krant er nog aan toe. Ik zeg niet wie het was, ik heb hem (of haar) anonimiteit beloofd.

Nadat alle standpunten toegelicht waren, verschoof de discussie naar wat er nu gebeuren moest, want er was nog een tweede zaak die iedereen beaamde: dat het nu lang genoeg heeft geduurd.

‘Revolutie’, wist de getaoëeerde dokwerker stellig, de linkervuist opgeheven, en in de rechterhand zijn schuddende pint. ‘Anders is het binnen vijf jaar weer iets anders dat om zeep wordt geholpen.’

Krantenman kwam half spottend tussenbeide. ‘Ja, en allemaal naar de nieuwe goelag om met schupkes de dijken te verhogen tegen de stijgende zeespiegel.’ De revolutionair wist niet of hij werd gesteund of bespot.

Maar Beany-man verraste mij nog het meest. ‘Het maakt allemaal niks uit, het is toch al naar de wuppe.’

Ik had in hem nooit een defaitist gezien. Misschien was het de drank die sprak.