01 mei '22

Vreisje of mouw?

1658
door Joris Hintjens
Er hangt een vreemde sfeer in de lucht van mijn stamcafé. De vertrouwde gezichten zijn niet te zien, zelfs niet nu de klanten geen masker meer dragen.

‘Oei, is er een Swifties-bijeenkomst waar ik niets van wist?’ In normale omstandigheden ben ik niet de eerste om een conversatie te beginnen met vreemden op café, maar mijn anders zo lege stamcafé zit vandaag stampvol met vrouwen van alle leeftijden en achtergronden. En in het bijzijn van een groep jonge dames wil ik wel even opscheppen met mijn kennis van het jongeren-vocabularium.

Mijn openingszin blijkt niet direct in goede aarde te vallen bij dit nieuwe publiek dat mijn stamkroeg heeft overgenomen, want het blijft iets te lang stil. ‘Het was wel eens tijd voor wat afwisseling van je oude witte mannenpraatjes, niet?’, beantwoordt een vrouw in wielerbroek mijn verwarde blik. Ze neemt nog een slok van haar geuze en wacht op antwoord. ‘Ik maakte maar een grapje’, ging ik snel in het defensief. ‘Al geef ik toe dat het niet mijn beste was. Ik weet wel: de mannen die hier normaal komen, mogen dan oud en wit zijn, het zijn zeker geen rolmodellen.’ Er klinkt gelach aan de toog. ‘Oud, wit en rolmodel in één zelfde zin?’, knipoogt een jonge vrouw met een fisherman beanie.

Ze heeft een leeftijd waar moeilijk een cijfer op te plakken valt. ‘Bij mannen bestaan er drie categorieën…’ De vrouw begint mij ongevraagd en belerend aan te spreken: ‘Jongetje, jongen en man. Een vrouw moet rechtstreeks van meisje naar vrouw. Tenzij je meid of jongedame meerekent, maar wie doet dat nu? Boomers, die doen dat.’

‘Misschien moeten we een nieuw woord verzinnen: vreisje. Of mouw?’, gniffelt de beaniedraagster. Nu ik erover nadenk, heeft ze wel wat weg van de socioloog-beanieman die hier op minder drukke dagen zijn tijd verslijt. Ze zou zijn zus kunnen zijn. ‘Ik ben niet zusje-van, lieve schat. Ik ben mijn eigen persoon.’

‘Je zal moeten werken aan het publiek van je column-stamcafé’, komt een derde vrouw met een grote, ronde bos krullen terug op het gespreksonderwerp. ‘Wat moeten jonge vrouwen denken wanneer ze lezen dat de enige vrouw in dit café de licht dementerende waardin is? No offence Jeannine.’

‘Dat het fictie is en ze mijn cursiefjes niet te serieus moeten nemen?’

‘Ah, maar is fictie niet altijd politiek?’ Daar moet ik even over nadenken.

Er klinkt instemmend geknip door de kroeg. Wanneer ik vragend naar beanievrouw kijk, antwoordt die met: ‘Vandaag nemen wij het hier over, en morgen de hele wereld! En jij mag toekijken. Niemand houdt ons nog tegen.’ Samenzweerderig zetten de Swifties zich wat dichter bij elkaar en ik luister mee, vanop een afstand, naar The Man van Taylor Swift, dat door de boxen dreunt: They’d say I hustled. Put in the work. They wouldn’t shake their heads and question how much of this I deserve. What I was wearing. If I was rude. Could all be separated from my good ideas and power moves. I’m so sick of running as fast as I can. Wondering if I’d get there quicker IF I WAS A MAN!

Vandaag is het mijn dag niet precies. Deze oude, witte man besluit een ander keertje terug te komen naar zijn stamcafé.