01 nov '18

Van zwembaden en sigaretten

2344
door Joris Hintjens

En, voor de goei gestemd?’ Hij vroeg het meer aan zijn pint dan aan de andere tooghangers. 

‘Ik heb ze niet gevonden op het stemformulier’, zei een ander, zo’n figuur met lang haar en een houthakkershemd. 

‘Gaat er iets veranderen?’, vroeg een derde, met een vetvlek op zijn T-shirt. 

‘Moet er iets veranderen?’, was de retorische vraag van weer een ander terwijl hij zijn stropdas in de plooi legde. 

‘Ah natuurlijk dat’, zei nummer 1 dan weer. ‘Mijn klein mannen zijn vorige week voor de laatste keer gaan zwemmen in Océade. Nu gaat het dicht. Er komt nog maar eens een shoppingcenter in de plaats. Waar dat voor nodig is, weet ik niet.’

‘En in Mechelen en Hofstade gaat het zwembad ook dicht’, zei de houthakker verontwaardigd. ‘Om plaats te maken voor plopsa-plonsbad of zoiets!’

‘Dan gaan we toch gewoon terug in het kanaal zwemmen, gelijk vroeger?’ De waardin werd alom gerespecteerd voor haar creatieve ideeën.

‘Tot de flikken komen. Dan betaalt ge meer aan een boete dan aan een toegangsticketje voor het zwembad.’

‘Alleen het geld telt, dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven.’ Niemand had hem opgemerkt, daar in het hoekje achter een boek met een lege tas koffie naast zijn sjaal op de tafel.

‘Zal ik iets vertellen dat ik onlangs heb gelezen?’ Hij wachtte niet op bevestiging van zijn toehoorders die zich nu allemaal in zijn richting hadden gedraaid, wachtend tot hij zijn lege tas koffie aan zijn mond had gezet en dan, enigszins verbaasd, terug neerzette. De boekenwurm genoot van de plots verworven aandacht en begon, op een docerende toon, alsof hij een academische lezing hield.

‘Honderd jaar geleden was er in New york een man, Edward Bernays genaamd, die de marketing heeft uitgevonden. Eén van de eerste klanten van Bernays was American Tobacco Corporation. In het begin van de vorige eeuw was het namelijk onbetamelijk voor deftige dames om te roken. De grootste tabaksverkoper vond dat maar niks, want dat was een hinderpaal die de vrouwelijke helft van de markt afsloot van zijn business. Bernays kreeg de opdracht om ook de vrouwen aan de sigaret te krijgen. Het was een tijd van opkomend feminisme. Vrouwen in de VS hadden pas in 1920, na een jarenlange strijd van de Suffragettes, stemrecht gekregen. In 1929 rekruteerde Bernays enkele rijke, jonge vrouwen om vooraan in de paasoptocht van New York op zijn signaal een sigaret op te steken. Op voorhand had hij enkele journalisten getipt over een actie van enkele suffragettes die keet zouden schoppen en dat dat mooie kopij zou opleveren. En zo geschiedde. De dames eisten met hun actie het recht op om, net als de mannen, hun ‘toortsen van vrijheid’ op te steken. De ‘stoutmoedige’ actie van deze ‘feministes’, die met de sigaret in de hand wilden bewijzen dat ze gelijkwaardig waren aan mannen, creëerde het beoogde schandaal en oproer, en maakte het vanaf die dag voor vrouwen een teken van onafhankelijkheid om hun sigaret op te steken, als hun eigen fallussymbool, hun teken van gelijkwaardigheid van vrouw en man. De tabaksconsumptie boomde.’

Hij pauzeerde even, en besloot: ‘Voilà. Het opkomende feminisme misbruikt voor de commerce.’

‘Heel interessant, maar wat heeft dat met het zwembad van mijn klein mannen te maken?’

De boekenwurm was terug in zijn boek gedoken en zonder opkijken antwoordde hij: ‘Awel: commerce, commerce…’